Aldaar, in de stadsarchieven en in sommige bibliotheken, zoals de Koninklijke Bibliotheek te Brussel, of in gespecialiseerde centra, bijvoorbeeld de Historische Dienst van het Leger, zijn nog andere belangwekkende reeksen of verzamelingen bewaard die aan de industriële archeoloog nuttige diensten kunnen bewijzen. Men denke in de eerste plaats aan de rijke verzamelingen Kaarten en Plans. Men zal bovendien met goed gevolg de reeksen bouwaanvragen consulteren die berusten in de stads- en rijksarchieven. Eén van de meest merkwaardige reeksen bevindt zich in het Stadsarchief van Gent; zij klimt immers op tot de 17de eeuw. In het Rijksarchief te Kortrijk zijn voor de gelijknamige stad bouwdossiers voorhanden vanaf de 18de eeuw. Elders zijn de reeksen meestal van jongere datum indien ze tenminste nog voorhanden zijn.
Nog tal van andere bronnen zijn van aard om licht te werpen op vraagstukken, die kunnen oprijzen in verband met de I.A. Het spreekt vanzelf dat in de archieven van het Ministerie van Economische Zaken veel meer gegevens te vinden zijn dan in de bescheiden van de Administratie van het Mijnwezen alleen, die er onder ressorteert. Voor de uitbouw van de infrastructuur zijn de archieven van de Ministeries van Openbare Werken en van Verkeerswezen te onderzoeken. De bescheiden van andere Rijksbesturen hadden voor verschillende aspecten ongetwijfeld nuttige inlichtingen kunnen verstrekken, maar veel is voor de 19de eeuw teloor gegaan. Een uitzondering vormt nochtans het archief van het kadaster afhangend van het Ministerie van Financiën, dat in algemene regel in goede staat is bewaard.
Zoals men weet werd de Administratie van het Kadaster gecreëerd met het oog op het vaststellen van de grondbelasting op alle onroerende goederen naar rata van hun netto-opbrengst. Voor de toepassing van de grondbelasting bleek immers nodig de grootte en het belastbaar inkomen van ieder perceel van het grondgebied vast te leggen. Onder het oud regime waren reeds pogingen in die zin ondernomen, maar deze inspanningen hadden niet het algemeen en continu karakter van het kadaster, zoals wij het nu kennen. De oorsprong van het huidige kadaster ligt in de Franse Tijd en reikt terug tot een wet van 15 september 1807, die het vertrekpunt vormt voor de sedertdien regelmatige opmetingen en schattingen van de onroerende goederen.
Alhoewel tal van kaarten, leggers en schattingsdocumenten van dit bestand voor het industrieel archeologisch onderzoek in aanmerking kunnen komen [22], past het vooral de aandacht te vestigen op :
Model Z : tabel van de types en van de voorbeelden (gebouwde percelen, nijverheids- en uitzonderlijke gebouwen), gecreëerd bij Ministriële Onderrichting van 10 januari 1862. Model Z moest dienen voor de opneming en gedetailleerde beschrijving van alle nijverheidsinrichtingen en was eventueel zelfs vergezeld van schetsen. Het werd later voortgezet als :
Model 233 D : beschrijvende tabel van de nijverheidsinrichtingen en van de uitzonderlijke gebouwen, die de vroegere modellen Z en de beschrijvende lijst van kastelen en kloosters verving, en vanaf 1930 werd aangewend als bestendig schattingsdocument. Ieder uitzonderlijk gebouw of nijverheidsgebouw wordt in deze tabel gedetailleerd beschreven : de ligging, de aard, de staat, de materialen, de constructie, de ouderdom, het aantal verdiepingen en woonvertrekken, de bestemming van de verschillende delen en de uitrusting (machines) van de nijverheidsgebouwen. Deze gegevens zijn aangevuld met schetsen en eventueel ook met foto’s. Op de titelpagina worden de kadastrale ligging vermeld, de oppervlakte, het K.I. per gebouwde en ongebouwde gedeelten, het jaar van de expertise, de naam van de eigenaar en van de gebruiker, samen met de beschrijving. Jammer genoeg valt te vrezen dat van het oude model Z, die eerst in de gemeenten, maar vanaf 1878 in het archief van de controleur werden gedeponeerd, veel teloor is gegaan.ouwen, die de vroegere modellen Z en de beschrijvende lijst van kastelen en kloosters verving, en vanaf 1930 werd aangewend als bestendig schattingsdocument. Ieder uitzonderlijk gebouw of nijverheidsgebouw wordt in deze tabel gedetailleerd beschreven : de ligging, de aard, de staat, de materialen, de constructie, de ouderdom, het aantal verdiepingen en woonvertrekken, de bestemming van de verschillende delen en de uitrusting (machines) van de nijverheidsgebouwen. Deze gegevens zijn aangevuld met schetsen en eventueel ook met foto’s. Op de titelpagina worden de kadastrale ligging vermeld, de oppervlakte, het K.I. per gebouwde en ongebouwde gedeelten, het jaar van de expertise, de naam van de eigenaar en van de gebruiker, samen met de beschrijving. Jammer genoeg valt te vrezen dat van het oude model Z, die eerst in de gemeenten, maar vanaf 1878 in het archief van de controleur werden gedeponeerd, veel teloor is gegaan.
De meeste archieven van het kadaster berusten thans in de directies van die Administratie en ten dele in het rijksarchief. De archieven bij de laatste gedeponeerd, mogen vrij worden ingezien. Ook in de directies is raadpleging mogelijk. Een K. B. van 23 maart 1965 verleent bovendien aan particulieren, die kadastrale documenten wensen in te zien voor pedagogische of wetenschappelijke doeleinden, het recht de gegevens te noteren [[J. Van Oosterweyck, Het Archiefwezen in België. Brussel, 1969, blz, 108 (Vereniging van Belgische Steden en Gemeenten). ]].
Tot slot dient nog te worden gewezen op de voor de I.A. belangwekkende documentatie die zich bevindt in het Fonds van het Hof van Beroep te Brussel, dat wordt bewaard in het Algemeen Rijksarchief, en opklimt tot het begin van de 19de eeuw en zelfs tot het einde van de 18de eeuw. Alhoewel interessante bescheiden in verband met de I.A. kunnen aanwezig zijn in de archieven van alle rechterlijke instanties, is toch in de eerste plaats onderzoek geboden in het archief van de Rechtbanken van Koophandel en in dat van de vroegere Werkrechtersraden, thans Arbeidsrechtbanken.
Ingevolge de archiefwet van 24 juni 1955 (B.S. van 8 augustus 1955) zijn de rechtbanken van de rechterlijke macht, evenzeer als de rijksbesturen en de provincies gehouden hun archieven van méér dan honderd jaar neer te leggen in het rijksarchief. Diezelfde wet voorziet ook de mogelijkheid voor het in bewaring geven van jonger archief, in zover de bescheiden althans geen administratief nut meer hebben. Van die mogelijkheid hebben ook de rechtbanken reeds in ruime mate gebruik gemaakt. Toch is inzage van rechterlijke bescheiden in het rijksarchief, tenminste wanneer het gaat om archief van na 1815, slechts mogelijk mits speciale toelating van de procureur-generaal van het overeenstemmende ressort.
Uit het bovenstaande overzicht, hoe onvolledig en hoe summier het ook moge zijn, blijkt de mogelijkheid voor informatie die besloten ligt in de voorhanden archieven. Geen industrieel archeoloog, die een grondig en wetenschappelijk onderzoek wenst te ondernemen, zal bijgevolg verzuimen de documenten te raadplegen die hem kunnen inlichten omtrent het historisch, economisch en sociaal kader of over de technische achtergrond van zijn studieobject.