1985 – 8(3)

Chronologisch

In de officiële normen wordt enkel dat gereedschap besproken dat vandaag de dag nog algemeen gebruikt wordt. Er worden dus weinig handwerktuigen opgenomen, met het gevolg dat ze veelal minder goed onderscheiden worden.
Een terminologie voor het gereedschapsonderzoek is voor historische opzoekingen bestemd. Al de werktuigen die in het verleden gebruikt werden komen dus in aanmerking, ook de oudere modellen van een type.

Het probleem is moeilijk. De geschiedenis van die werktuigen werd nog niet geschreven. De opsteller moet zich dan ook tevreden stellen met de beschikbare documentatie. Dat betekent niet alleen dat een terminologie altijd onvolledig zal zijn, maar ook, en dat is erger, dat de definities (en soms zelfs de benaming) eventueel gewijzigd zullen moeten worden (zie hieronder).

Het gereedschap is aan een ononderbroken ontwikkeling onderhevig. Er is nergens een duidelijke overgang naar iets dat fundamenteel verschillend is (behalve misschien de overgang van steen naar metaal, doch dat betreft maar één aspekt van het gereedschap). Men moet dus zo ver mogelijk in het verleden trachten terug te keren wanneer men de inventaris opstelt. Wat de beschikbare documentatie betreft, is er evenwel ergens een breuk. Vanaf een bepaalde periode treft men enkel de werktuigen zelf aan, of liever meestal een deel ervan. Men vindt weinig of geen inlichtingen betreffende de bestemming, de hanteerwijze enz. Deze tijd stemt in onze streken grosso modo overeen met de voorgeschiedenis. Dat materiaal kan tot nu toe (zie evenwel de studies over de sleet van de werktuigen) uitsluitend op grond van morfologische criteria gerangschikt worden. Aangezien dat voor de latere eeuwen niet meer het geval is, is het verantwoord die werktuigen niet in de terminologie op te nemen.

Theoretisch is er ook geen enkele reden om de nieuwste werktuigen niet te bestuderen. Over enkele jaren zullen ze ook tot het verleden behoren. Het is evenwel moeilijk op de hoogte te zijn van al wat nu op de markt te vinden is. Het onderscheid van type en model zal het reeds mogelijk maken een groot deel van het jong gereedschap te benoemen. Verder kan verwezen worden naar het merk en het nummer in een handelscatalogus.

Het opstellen

Bij het opstellen van een terminologie van het handgereedschap kunnen twee aspekten onderscheiden worden, namelijk de studie van de werktuigen en die van de benamingen. Duidelijksheidshalve zullen ze hier afzonderlijk behandeld worden, maar het spreekt vanzelf dat er tussen beide een nauw verband bestaat.

De werktuigen

Inventaris

De definitie of omschrijving die van elk voorwerp gegeven wordt, moet het specifieke ervan aanduiden. Daarvoor worden telkens begrippensystemen opgebouwd, d.i. « een geheel van verwante begrippen die in onderlinge verhouding staan als hoofdbegrippen tot daaraan ondergeschikte begrippen » (Terminologie, 1962, p 6). Aldus krijft men een duidelijk inzicht in de verscheidenheid van de te noemen voorwerpen. Het opbouwen van dergelijke systemen is uiteraard enkel mogelijk wanneer de begrippen gekend zijn. Om een bruikbare beschrijving van een werktuig te kunnen geven, dient men dus bij voorbaat al de te behandelen stukken te kennen. Het ligt immers voor de hand dat een definitie veel nauwkeuriger dient te zijn wanneer allerlei stukken besproken worden dan wanneer er maar één is. In een tabel waar b.v. de trektang, de koevoet en de nageltrekker bijeengebracht zijn, zal dadelijk blijken dat « werktuig om nagels uit te trekken » onvoldoende is om het eerste werktuig te definiëren. Ook voor de keus van een naam is het nodig van meet af aan te weten wat allemaal te noemen is. Zo moet men b.v. de twee verschillende vorken kennen die bij de bietenteelt gebruikt worden, namelijk de bietengreep en de bietenrooivork, om te weten dat het woord bietenvork ontoereikend is.

Bij de aanvang van het werk zou men dus over een inventaris van de in de terminologie op te nemen voorwerpen moeten beschikken. Wanneer normen voor de nijverheid of de handel opgesteld worden, kan men meestal zonder grote moeite aan die voorwaarde voldoen. Voor een genormaliseerde terminologie van het handgereedschap, die historisch gericht is, is dat het geval niet. De eerste fase van het werk, namelijk de inventarisatie van het gereedschap is hier wegens de evolutie van de werktuigen en het gebrek aan onderzoek lang en moeilijk.

Bij het inventariseren zal de onderzoeker vrij vlug vaststellen dat er zowel synchronisch als diachronisch zo een grote verscheidenheid bestaat, dat ze niet te overzien is. De werktuigen zijn niet overal en altijd dezelfde geweest. Hun kenmerken zijn evenmin onveranderlijk. Aan elk verschillend werktuig een naam geven is dan ook uitgesloten. Daarom moet een terminologie van het handgereedschap zich tot de typen beperken. Om de modellen aan te duiden, wordt naar een bijzonderheid of naar de herkomst verwezen. Wanneer een dialektwoord het model aanduidt, zou men het kunnen overnemen. Dat is evenwel af te keuren, vooreerst omdat zo’n woord niet altijd specifiek is, vervolgens omdat de verspreidingsgebieden van het model en van de benaming vaak niet overeenstemmen, wat aanleiding kan geven tot verwarring.

Rechercher sur le site

Rechercher