9(1)

Van belang voor de industriële archeologische studie zijn in de eerste plaats de archieven van de bedrijven zelf. Hier vindt men in principe de akten, bestekken en plans van de gebouwen waar de onderneming is of was gevestigd, bescheiden m.b.t. de uitbouw van de infrastructuur : aanleg van toegangswegen, bouw van kaaien en andere aanlegplaatsen, schema’s van water-, gas- en electriciteitsnetten, aan- en verkoopakten van machines met bijhorende beschrijvingsstaat en gebruiksaanwijzing, schetsen en plans, documenten betreffende de fabricageprocédés, uitvindingsbrevetten, nijverheidsmodellen, arbeidsovereenkomsten, werkplaatsreglementen, gebeurlijk ook stukken m.b.t. sociale voorzieningen voor het personeel, als woningen, sanitaire installaties, kantines, soms zelf bibliotheken en scholen. Sommige ondernemingen hebben immers aan streekontwikkeling gedaan lang voor het begrip burgerrecht had verworven. Ook de handelscorrespondentie en de boekhoudingsbescheiden kunnen voor zekere vraagstellingen klaarheid brengen ; maar er werd reeds hoger op gewezen dat de grafische voorstellingen van fabrieken in briefhoofden, op facturen of kwitanties, op adres- en reklamekaartjes, op etiketten en dergelijke meer, toch met het nodige kritische voorbehoud moeten worden geïnterpreteerd. Staal- of modelboeken ten dienste van het clienteel zijn daarentegen meer betrouwbaar..

Die archieven worden ter plaatse, d.i. in de onderneming zelf gevormd. Ze worden er in zekere mate ook bewaard. Het is eerder zeldzaam dat de bedrijfsleiding aan buitenstaanders toelating verleent voor inzage van de documenten. Maar sedert de laatste decennia hebben de openbare archiefbewaarplaatsen, inzonderheid het rijksarchief en sommige stadsarchieven, zich ingezet om tenminste bij de likwidatie van een onderneming het voor vernietiging bestemde archief te redden [15]. Die acquisitie-politiek heeft voor gevolg dat in België momenteel ruim duizend bedrijfsarchieven aan de belangstellenden ter beschikking kunnen worden gesteld [16]. Maar dat aantal is nog uiterst gering in vergelijking met de vele duizenden ondernemingen die sedert het begin van de Industriële Omwenteling in België hebben bestaan. Het ligt dus voor de hand dat de inspanningen voor behoud van de documenten zouden worden verhoogd ; maar daartegenover staat de ontoereikende infrastructuur, waarover de openbare archiefbewaarplaatsen beschikken, zodat hoe langer hoe meer selectief te werk moet worden gegaan voor het aanvaarden van bedrijfsarchieven. Gelukkigerwijze hebben zich vanaf 1971 een aantal centra, w.o. in de eerste plaats het Centrum voor Bedrijfsgeschiedenis van de Universitaire Faculteiten Sint-Ignatius te Antwerpen ingezet voor het redden van bedrijfsarchieven en het fotograferen en beschrijven van industrieel-archeologische relicten. Bovendien is thans, dank zij het decreet houdende bescherming van het roerend patrimonium goedgekeurd door de Vlaamse Raad in zijn zittingen van 15 en 16 juni 1982, ook wettelijke bescherming van het archief in situ mogelijk (art. 4 & 1 lid 5) [17].

Anderzijds zijn er ook in het notariaat, bij de overheidsdiensten en bij de rechterlijke instanties bescheiden voorhanden die ons kunnen inlichten over ons industrieel verleden.

In het notariaat vindt men akten van aan- en verkoop van onroerende goederen, gebeurlijk ook van roerend materiaal, akten van hypothekering, arbeidscontracten, akten van boedelscheiding, inventarissen bij sterfgeval of toegevoegd aan het huwelijkscontract, pachtovereenkomsten en dergelijke meer. Onder het oud regime konden soortgelijke akten al evenzeer worden verleden voor schepenen van steden, parochies en heerlijkheden, zodat ook in de oude griffierarchieven de mogelijkheid bestaat inlichtingen te vinden in verband met de I.A. Die oude griffierarchieven zijn in algemene regel neergelegd in het rijksarchief, uitzonderlijk in sommige stadsarchieven. In het rijksarchief worden ook de meeste notariële protocollen bewaard van méér dan honderd jaar oud. De jongere minuten berusten nog in de notariële studies zelf en zijn weinig of niet toegankelijk voor het wetenschappelijk onderzoek. De oudere protocollen die naar het rijksarchief zijn overgebracht kunnen daarentegen zonder speciale formaliteiten worden geraadpleegd.

[1Le règne de la Machine. Rencontre avec l’Archéologie industrielle, Bruxelles, 1975, pp. 36 à 43.

[2Idem, Bruxelles, 1975, p. 168.

[3Voir plus loin J. Liébin, La restauration et la réhabilitation des objets, musées et sites.

[4F. Chantry, Les cents chaufours d’Antoing à Tournai, Tournai, 1979, 320 pages.

[5 Voir J.-P. Ducastelle, Les carrières de Maffle, un site d’archéologie au pays d’Ath, dans Bulletin trimestriel du Crédit communal de Belgique, n°111, janvier 1975, pp. 35 à 47 ; Idem, Archéologie industrielie, dans le patrimoine du pays d’Ath. Un premier bilan, dans Etudes et documents du Cercle royal d’Histoire et d’Archéologie d’Ath et de la région, II, Ath, 1980 pp. 228 à 287.

[6Voir «  Les doigts dans l’engrenage » ou « ceux qui ont fait tourner Tournai », catalogue de l’exposition organisée par la Jeune Chambre économique de Tournai et la Maison de la Culture de Tournai, Tournai, 1977, 124 pages.

[7Compagnie du Canal du Centre, rue des Peupliers, 69 à 7058 Thieu.

[8Liège, 181, 183 pages.

[9Voir aussi la plaquette « Hainaut, terre d’industrie  » publiée par la Fédération du Tourisme du Hainaut 31, Rue des Clercs à Mons, 1983, 95 pages.

[10Voir A. Linters, Industriële Archeologie en Industrieel Erfgoed, dans Extern, IX, (1980), n° 3, pp. 157 a 166 ; Industrieel Erfgoed in Limbourg, 1980, 148 pages.

[11L Administration de la Protection du Patrimoine culturel (Communauté française) a également procédé à la protection de certains sites industriels, comme le charbonnage du Hazard à Cheratte.

[12Cet Inventaire d’archéologie industrielle est consultable aux Archives d’Architecture Moderne, 14 rue Defacqz à 1050 Bruxelles (tel. 02/537.87.45).

[13Ateliers du Bois-du-Luc, rue Saint-Patrice à 7071 Houdeng-Aimeries (La Louvière).

[14A. Thijs, «  Industriële Archeologie » of de « Geschiedenis van de materiële cultuur » ? - ervaringen bij de studie van oude Antwerpse pakhuizen. In : Centrum voor Industriële Archeologie, 1, 2 april 1975, blz. 19-22.

[15Op grond van art. 1 lid 5 van de Archiefwet van 24 juni 1955 kunnen archieven van bijzondere personen of private verenigingen op verzoek van de betrokkenen, naar het Rijksarchief worden overgebracht.

[16H. Coppejans-Desmedt, Gids van de Bedrijfsarchieven bewaard in de openbare depôts van België. Guide des Archives d’Entreprises conservées dans les dépôts publics de la Belgique. Brussel-Bruxelles, 1975 (Ministeries van Nationale Opvoeding en Cultuur - Ministères de l’Education Nationale et de la Culture. Algemeen Rijksarchief en Rijksarchief in de Provinciën - Archives générales du Royaume et Archives de l’Etat dans les Provinces). Voor de aanwinsten van het Rijksarchief sedert 1975, raadplege men de Jaarverslagen van de inrichting.

[17 A. Linters, Het Decreet op de bescherming van het roerend cultureel erfgoed. In : Tijdschrift industrieel erfgoed, 1 ste jg., nr 2, juni 1983, blz. 3-10.

[18W. Bonquet, De Administratie der Registratie en Domeinen en haar archief. Handzame, 1971 (Familia et Patria).

[19Verzameling der Uitvindingsbrevetten (Nijverheidsoctrooien) ; Recueil officiel des marques de fabrique et de commerce déposées en Belgique en conformité de la loi du 1er avril 1879.

[20N. Caulier-Mathy, Les archives de l’Administration des Mines. In : Histoire économique de la Belgique. Traitement des sources et état des questions. Economische Geschiedenis van België. Behandeling van de Bronnen en Problematiek. Actes du Colloque de Bruxelles. Handelingen van het Colloquium te Brussel, 17-19 nov. 1971. Bruxelles-Brussel, 1972, blz. 171-193 (Archives générales du Royaume et Archives de l’Etat dans les Provinces - Algemeen Rijksarchief en Rijksarchief in de Provinciën).

[21Zie voor deze interessante bron, ontstaan vanaf 1824 : Cl. Roose, Het fonds « gevaarlijke en ongezonde gebouwen » : een belangrijke bron voor de industriële archeologie. In : Centrum voor Industriële Archeologie, I, 1 jan. 1975, blz. 11-13. Men raadplege verder de inleidingen van de volgende inventarissen : M. Bourguignon, Inventaire des dossiers concernant les usines et ateliers déposés par l’Administration provinciale du Luxembourg (1831-1954), Brussel, 1964 ; en G. Hansotte, Archives de la province de Liège. Maintenues et permissions d’usines, Brussel 1967 en Dezelfde, Inventaire des archives de la province de Liège. I - Mines, Minières, Carrières : instruction des demandes en concession ou permission ; surveillance et police des exploitations. II- Surveillance des usines établies sur les cours d’eau, Brussel, 1978, de drie laatste inventarissen gepubliceerd door het Algemeen Rijksarchief en Rijksarchief in de Provinciën.

[22A. Zoete, De Documenten in omloop bij het Belgisch Kadaster (1835-1975). Brussel, 1979 (Algemeen Rijksarchief en Rijksarchief in de Provinciën. Miscellanea archivistica XXI).

[23J. Van Oosterweyck, Het Archiefwezen in België. Brussel, 1969, blz, 108 (Vereniging van Belgische Steden en Gemeenten).



















info visites 353965

     COCOF
                      Avec le soutien de la Commission
                           communautaire française