1989 – 12(2)

De internationale organisatie op wetenschappelijk gebied vertegenwoordigt bijna een derde van het totale aantal internationale organisaties dat in een eeuw is opgericht. In 1918 werd een Internationale Raad voor Wetenschappelijk Onderzoek opgericht (sinds 1931: International Council of Scientific Unions, ICS‧v.), waarvan het hoofdkantoor was gevestigd in Brussel, waar de eerste Algemene Vergadering plaatsvond (1919). In de hoofdstad werd vanaf 1921 opnieuw de reeks grote internationale wetenschappelijke bijeenkomsten hervat, waarvan het buiten ons bestek zou zijn om de catalogus hier weer te geven. Maar vanwege hun grote belang is het vooral de moeite waard om de Solvay International Institutes of Physics and Chemistry te vermelden, respectievelijk opgericht in 1912 en 1913 op initiatief van Ernest Solvay (zie deze naam hieronder). Dankzij wijs advies heeft de vrijgevigheid van Solvay het mogelijk gemaakt dat zowel de Natuurkundige Raden als de Scheikunderaden tot stand kwamen. Laten we het kortheidshalve even over natuurkunde hebben; De missie van het International Institute of Physics is om periodiek een Physics Council te organiseren, waarin een beperkt aantal wetenschappers samenkomt: dit is de succesvolle formule van het symposium, die getuigt van het zowel aristocratische als internationale karakter van wetenschappelijk onderzoek. De Solvay Physics Councils, waarin in feite de wereldelite van natuurkundigen (inclusief astrofysici) samenkwamen, werden in Brussel gehouden in 1911, 1913, 1921, 1924, 1927, 1930, 1933, 1948, 1951, 1954, 1958, 1961 en 1964. De vijftigste verjaardag van de eerste Solvay Natuurkunderaad werd in 1961 met pracht en praal gevierd. De Natuurkunderaden hebben meer gedaan voor de wetenschappelijke reputatie van België dan het werk van de Academies, Universiteiten en Onderzoeksinstituten van het land; hun rol en betekenis worden bevestigd door het werk dat een eminente Franse natuurkundige, wijlen hertog Maurice de Broglie, aan hen wijdde (De eerste Solvay Physics Congresses en de oriëntatie van de natuurkunde sinds 1911; 1951). Er moet echter worden benadrukt dat dit een strikt particuliere activiteit is, waaraan de staat niets bijdraagt. Dat is de superioriteit van particulier initiatief boven staatsinterventie.

Het is ook aan de steun van de particuliere sector dat de belangrijke internationale astrofysicaconferenties die bijna elk jaar worden gehouden in het observatorium van Cointe (Universiteit van Luik) hun bestaan danken; de elfde vond plaats in 1962; ze genieten terecht universele waardering; hun facilitator is de heer Professor Pol Swings (zie deze naam).

Zo werd de Belgische deelname aan internationale bedrijven in de 20e eeuw een belangrijk aspect van de Belgische wetenschappelijke activiteit, zowel intern als extern. Vooral als we rekening houden met de relatief kleine middelen die werden ingezet, vergeleken met de middelen die beschikbaar waren voor de expedities van grotere landen, zijn de wetenschappelijke resultaten van de Belgische Antarctische expeditie van 1957-1958 onder leiding van Cdt talrijk en meer dan eervol. Baron Gaston de Gerlache de Gomery (jongste zoon van de ontdekkingsreiziger Adrien de Gerlache de Gomery; zie deze naam); Tot de wetenschappelijke staf van de Koning Boudewijnbasis behoorden onder meer de heer Edgard Picciotto (zie deze naam).

De Francqui-Stichting, opgericht in 1932, kan gerenommeerde buitenlandse wetenschappelijke figuren uitnodigen om gedurende een academiejaar les te geven aan een van de vier Belgische universiteiten; om bij de Nobelprijswinnaars te blijven, konden we horen: in Luik, in 1934-1935, Peter Debye en in 1938-1939, Albert de Szent-Gyorgyi; in Gent, in 1949-1950, George de Hevesy.

Aan de andere kant kende de Francqui-stichting subsidies toe voor conferenties en onderzoekswerk aan drie illustere Nobelprijswinnaars wier politieke omstandigheden ertoe hadden geleid de weg van ballingschap te volgen: in 1932-1933, Albert Einstein (die enkele maanden aan de Belgische kust verbleef ); in 1938-1939, Otto Loewi en Erwin Schrödinger.

Wij hadden graag de voortdurende kwetsbaarheid van de aristocratische intellectuele traditie laten zien die in dit hoofdstuk wordt beschreven. Nog een voorbeeld van deze kwetsbaarheid: het einde van de beschaving als gevolg van de tweede Duitse invasie. Verlies van wetenschappers: de directeur van het IRM, Jules Jaumotte (zie deze naam) stierf als gevolg van verwondingen opgelopen tijdens de campagne van mei 1940; Georges Van Lerberghe, hoogleraar thermodynamica aan de School voor Mijnbouw en Metallurgie van Bergen en aardbolfysica aan de Vrije Universiteit van Brussel, werd op 27 mei vermoord; de jonge natuurkundige Jean Guillissen, assistent aan de Faculteit Toegepaste Wetenschappen van de Universiteit van Brussel, werd op 9 mei 1942 neergeschoten; de scheikundige Alexandre Pinkus (zie deze naam) verdween in 1945 door toedoen van de Gestapo. Aanzienlijke daling van de wetenschappelijke productie: gemeten in aantal pagina’s daalde de omvang van het Bulletin van de Klasse van Wetenschappen van de Koninklijke Academie van België, de eerste wetenschappelijke collectie van het land, tijdens de vier oorlogsjaren 1941-1944 tot 58% van wat het 10 jaar eerder was, tijdens de 4 jaar van vrede 1931-1934.

Zoek op de site

Zoekopdracht