1989 – 12(1)

De percussie

Wat de originele samenstelling van de percussiesets precies was, is niet bekend. Momenteel heeft de Componium een grote tamboerijn en een triangel (zie afb. 1).

Waarschijnlijk bezat hij oorspronkelijk ook een of meerdere bekkens. De meeste orkestrions die eraan voorafgingen, hadden ze. We hebben ook een paar bekkens gevonden in de inventaris van de nalatenschap van DN Winkel. Deze instrumenten waren destijds erg duur.

Het uurwerkmechanisme

In de tweede druk van zijn Universele biografie van muzikanten, Fétis schreef over Componium:

“We hebben een mechanisme in gang gezet met een geheel nieuw ontwerp dat ervoor zorgde dat de cilinders (…) op zo’n onvoorziene manier en met zo’n veelvoud aan combinaties werkten, dat Biot en Catel, leden van het Institut de France, werden toegelaten om het instrument te onderzoeken onder het zegel van geheimhouding, maakte een rapport waarin werd gezegd dat duizenden jaren konden verstrijken zonder dat precies dezelfde variatie zich voordeed” [[FJ FETIS,Universele biografie van muzikanten, T. VIII, Parijs 1865, p. 447. ]].

Voordat we ingaan op de details van de versnellingen, is het nuttig om de essentiële functies te specificeren waarop het mechanisme moet reageren:

A. Voor het gewone systeem (zonder improvisatie, met een enkele cilinder onder het onderste toetsenbord)

  1. Het mechanisme moet de cilinder een gelijkmatige scoringsbeweging geven.
  2. Het moet ook zorgen voor een progressieve zijdelingse translatie van de cilinder, omdat de lucht (opening van de Toverfluit; Alexanders mars; Delen van L. Spohr) zijn beurtelings op het oppervlak van de cilinder genoteerd.
  3. Het moet ook alle logische functies van een gewoon automatisch orgel veroorzaken, namelijk:

heeft. het optillen van het toetsenbord na een omwenteling van de cilinder, in het geval dat 8 melodieën naast elkaar zijn genoteerd, zoals serinettes;
B. het optillen van het toetsenbord na acht omwentelingen van de cilinder, in het geval van lange melodieën die om beurten worden genoteerd;
versus het terugkeren van de cilinder naar de startpositie wanneer het programma is voltooid. Ook moet worden opgemerkt dat de cilinders alleen van het apparaat kunnen worden verwijderd als ze zich in de uitgangspositie bevinden.

B. Voor het componiumsysteem (met een paar improviserende cilinders) Naast alle effecten die specifiek zijn voor het orkestrionsysteem, moet het mechanisme ook elke twee metingen de mogelijke laterale translatie van elk van de cilinders bepalen, onafhankelijk van de beweging van de andere, voltooi deze vertaling en speel terwijl de andere cilinder hetzelfde werk doet.

afbeelding8-5.jpg
Afb. 7
Richting van de spiraalvormige beweging van een Componium-cilinder.

Het Componium wil steeds nieuwe variaties op een thema horen. Daartoe dragen de cilinders afwisselend twee maten stilte en twee maten spel, zodanig aangepast dat ze in elkaar overvloeien, zonder een stuk van 76 maten. Aan het einde van dit stuk komen 4 maten stilte. Na deze 80 metingen beginnen de cilinders aan een nieuwe revolutie.

Het thema van 76 maten is daarom opgedeeld in 38 delen van 2 maten. Deze 38 plakjes zijn zo op de 2 cilinders genoteerd dat elke cilinder afwisselend 2 maten van het thema speelt, terwijl zijn partner een stilte markeert. Naast de punten die nodig zijn voor de uitvoering van het thema, worden naast elkaar de punten geplaatst die bedoeld zijn om 7 variaties van het thema te produceren. Daarom zijn de variaties op dezelfde manier opgesplitst als het thema.

De improvisatie van het Componium ontstaat uit het afwisselende spel van de twee cilinders die gaandeweg posities innemen die niet vooraf te bepalen zijn. Terwijl de eerste cilinder (laten we zeggen die hierboven) twee maten muziek speelt, vertaalt of zet de andere cilinder (die hieronder) zijn rotatie voort in een rechte lijn, volgens een onvoorspelbare keuze gemaakt door het uurwerkmechanisme.

afbeelding11-4.jpg

Zoek op de site

Zoekopdracht