1986 – 9(3)

BEOORDELINGEN

Jean-Claude DOUSSET
red. (1985)

Geschiedenis van medicijnen vanaf het ontstaan tot heden.
Wetenschappelijke bibliotheek, Payot, 106, geb. St. Germain, Parijs, 405 p.

Dit werk is voornamelijk gewijd aan recente verworvenheden in de farmacie en is meer gericht op de praktijk dan op de historicus. Chemotherapie, mogelijk gemaakt dankzij de buitengewone ontwikkeling van de chemische wetenschappen gedurende de afgelopen drie eeuwen, neemt inderdaad een bevoorrechte plaats in.

De oude geneeswijzen zijn echter niet verwaarloosd. Mesopotamische en Egyptische bijdragen worden belicht. De auteur geeft vooral commentaar op het Nippur-tablet (rond 2000 v.Chr.) en de Ebers-papyrus (1553-1550 v.Chr.), voorouders van onze moderne farmacopeeën. Op dezelfde manier is de bijdrage van de Grieken het onderwerp van een diepgaande analyse. Het is aan hen dat we de rationalistische benadering van de kunst van het genezen te danken hebben en de introductie van de experimentele methode, ontdekt door Claude Bernard in de 19e eeuw. De auteur onderstreept ook de fundamentele rol die de Arabieren, legatarissen van het oude denken, speelden. Zij maakten van de farmacie, lange tijd verward met de geneeskunde, een onafhankelijke wetenschap. Ze creëerden nieuwe farmaceutische vormen dankzij het wijdverbreide gebruik van rietsuiker, waarvan zij de initiatiefnemers waren. Aan de traditionele electuaria en kruidentheeën voegden ze dikkere medicijnen toe, zoals siropen, loochs, robs en juleps. Ze ontwikkelden de techniek van destillatie en verkregen daarmee de eerste essences, de eerste tincturen. Door de alchemie te bevorderen, maakten de Arabieren eindelijk de weg vrij voor chemotherapie.

Een van zijn meest fervente volgelingen in Europa was Paracelsus, voor wie JC
Dousset toont terechte bewondering. De beroemde Zwitserse arts, de schepper van de iatrochemie, concentreerde zijn zorg op de twee cruciale elementen van de alchemistische operatie: antimoon en kwik. Terwijl de eerste vandaag de dag opnieuw opduikt bij de behandeling van AIDS, zal de tweede tot na de Tweede Wereldoorlog tegen syfilis worden gebruikt.

In de 18e eeuw brak er een ware revolutie in de scheikunde uit, die leidde tot de ontdekking van moleculen en de kunstmatige creatie van nieuwe stoffen. De auteur, die zich hier in zijn element voelt, onderzoekt ze één voor één: alkaloïden, zuren, vitamines, antibiotica, sulfonamiden, hormonen, enzymen, enz.

Geconfronteerd met deze stroom van steeds effectievere producten begrijpen en delen wij het enthousiasme van de auteur. Maar elke medaille heeft zijn keerzijde. Hoe groter de kracht van het medicijn bij het bestrijden van de ziekte, hoe groter het risico op schadelijkheid voor gezonde delen van het lichaam, met andere woorden het vermogen om bijwerkingen te veroorzaken, om iatrogene ziekten te veroorzaken. Om nog maar te zwijgen van de verslaving aan bepaalde medicijnen, waarvan de dosis voortdurend moet worden verhoogd, en ook van de afhankelijkheid, waarbij de patiënt niet meer zonder kan, op straffe van coma. Deze tekortkomingen hebben geleid tot overconsumptie van medicijnen, aangemoedigd door de farmaceutische industrie. Zoals JC Dousset opmerkt, zijn medicijnen een echt consumptiegoed geworden, het beste, altijd het meest vol hoop, soms het zwaarst met teleurstellingen. Dit moedigt dus aan, en de auteur vergeet dat niet, tot veel nederigheid en bescheidenheid. Welk lot zullen toekomstige generaties reserveren voor het antibioticum, dit wondermiddel uit de 20e eeuw, waarvan het gebruik net zo veelzijdig is als dat van de legendarische theriak? JC Dousset heeft gelijk als hij beweert dat een onpartijdig oordeel enig perspectief vereist, en als hij bedenkt dat de therapeut vaak verbrandt wat hij heeft liefgehad.
L. Plouvier

Arnold Eloy (1985)

Oud landbouwgereedschap. Nederlandstalig bibliografisch en ikonografisch bronnenmateriaal voor de inventariseren van landbouwgereedschap in Vlaanderen, periode 1850-1914. Een handleiding, Gent, 2e druk. 801 p., ill., Franse, Engelse, Duitse index.

Om vooruit te komen heeft de geschiedenis werkinstrumenten nodig. Het bereiken ervan is echter lang, moeilijk en over het algemeen ondankbaar. De publicatie, of beter gezegd de heruitgave, want de eerste druk was meteen uitverkocht, van het werk van Arnold Eloy kunnen we dan ook alleen maar toejuichen.

De auteur verschaft ons hier “meer dan 2.150 bibliografische en iconografische referenties in het Nederlands, gebruikt om landelijke instrumenten in Vlaanderen van 1850 tot 1914 op te sommen”. Het doel is duidelijk: museumconservatoren helpen bij hun inventarisatiewerk. Zijn werk is echter veel meer dan een bibliografie. A. Eloy verstrekt ons deze bibliografische en iconografische gegevens, ingedeeld per werktuig of machine, en telkens voorafgegaan door een beschrijving van dit werktuig of deze machine, de bestemming en het gebruik ervan, de naam in het Frans, Engels en Duits, de dialectnamen Nederlands, de internationale Chenhall-nomenclatuur. De meeste instructies gaan bovendien vergezeld van een of meer illustraties. De referenties verwijzen naar de pagina van het werk of artikel waar het beschouwde object wordt beschreven of geïllustreerd. In een eerste hoofdstuk van ruim zestig pagina's geeft de auteur ons tenslotte een algemene inleiding op de bibliografische en iconografische bronnen die gebruikt kunnen worden.

Het is duidelijk dat je in een werk van deze omvang onvolkomenheden kunt aantreffen, misschien zelfs een fout, maar deze kunnen op geen enkele manier voorkomen Oud landbouwgereedschap een werkelijk onmisbaar naslagwerk te zijn, dat iedere onderzoeker of amateur moet hebben.

Bestelling: overschrijving van 2.300 FB + 200 FB (verzending) = 2.500 FB op rekening 001-1265679-02 van A. Eloy, Groot-Brittanniëlaan 43, B-9000 Gent.

Voor het buitenland: uitsluitend betaling per internationale postwissel of gekruiste eurocheque.

J.David

Zoek op de site

Zoekopdracht