1978 – nr. 4 – december

Korte tijd na de uitvinding van Stanhope, dacht de Duitser Aloïs Senefelder in 1796, werkelijk een beetje bij toeval, het principe van de lithografie uit. Deze werkwijze van drukken maakt gebruik van een gepolijste kalksteen, die van te voren voorzien was van een tekst of van een tekening in vette inkt en die vervolgens vochtig gemaakt was en die speculeerde op de wederzijdse afstoting van water en inkt.
Het selectieve inktwerk van de lithografische steen wordt weldra volmaakt door de uitvinding van de inktrol en de lithografie kent op het gebied van de illustratie een vlugge expansie, dank zij het gebruik dat eerst de keizerlijke propaganda en vervolgens de politieke karikatuur en de satirische tekeningen ervan maken.
Buiten deze druktechnieken die de plaatdrukpers, voorbehouden aan het graveren van de illustratie (kopergravuur, later soms op zink), aanvullen, maken talrijke andere uitvindingen de waaier van de technische vooruitgang in de eerste helft van de 19de eeuw volledig ; zoals de inktrol, in Engeland uitgevonden en in 1819 geperfectioneerd door de Franse chemicus Gannal en bestemd om te leren inktballen te vervangen, die sedert de oorsprong dienden om de drukvormen te inkten. Dit laat een versnelling van de arbeid en weldra zijn mechanisering op cylinderpersen toe. Deze cylinderpersen, waarvan de idee voortspruit uit de geest van de Duitsers Koenig en Bauer, lieten sedert 1814, het drukken van de Engelse krant « The Times » toe ; dezelfde uitvinders riepen daarna de degelpers (individuele pers met pedaal) in het leven en de schoon- en weerdrukpers, de cylinderpers die tegelijkertijd de twee zijden van het papier bedrukt.
Met de tweede helft van de 19de eeuw begint een tweede periode, die rijk is aan technische ontdekkingen. De veralgemening van de leerplicht, eerst in Frankrijk, de invoering van het algemeen stemrecht, de geboorte van de arbeiderspartijen en de democratisering van de politieke informatie, die het resultaat is van deze gebeurtenissen, scheppen een grotere vraag naar boeken en brochures en tegelijkertijd een aangroei van het aantal kranten en hun oplage. Op technisch gebied zal deze inspanning in twee richtingen gaan : de versnelling van het typografisch zetsel en die van het afdrukken. In het eerst geval klimmen de proefnemingen van het mechanisch zetsel op tot het jaar 1822, met het brevet van de Amerikaan Church, uit Boston, dan zal het slechts op het einde van de 19de eeuw zijn dat Mergenthaler de linotype uitvond. Deze machine met toetsenbord laat toe te zetten met behulp van matrijzen en daarna volledige tekstregels in reliëf te gieten. Ze groeperen zich mechanisch om een bladzijde te vormen. De tweede verbetering had als wezenlijk doel de oplagen te vermeederen, de produktie te versnellen en te beantwoorden aan de buitengewone ontwikkeling van de periodieke pers op het einde van de 19de eeuw. Na de cylinderpersen, die eerst met de hand in werking werden gesteld, daarna door een motor, komt het principe van de rotatiepers op. Ze werd uitgedacht door Engelse vervaardigers, maar voor het eerste maal afgewerkt in de Verenigde Staten.
Vandaag ondergaat de boekdrukkunst ongetwijfeld haar derde technische revolutie met de ontwikkeling vooral van de offset, met de uitvinding van het fotozetten en het gebruik van computers. Daardoor ontstaat meer en meer de neiging dat de boekdrukkunst tot een industrie uitgroeit ; kleine ondernemingen hebben dikwijls geen andere uitweg dan zich te specialiseren of te verdwijnen tegenover de kostelijke investering die de moderne installaties vergen.

OORSPRONG VAN HET MUSEUM

Voor de bedreiging dat de ambachtelijke boekdrukkunst of de kleine familiale mechanische drukkerij uit de 19de eeuw zal verdwijnen, hebben de promotoren van het Museum van de Boekdrukkunst een getuigenis van dit vak willen bewaren, adellijk als het in alle opzichten is door zijn rol als middel tot overbrenging van de gedachte, de wetenschap en de informatie.
Met als beginpunt een reeks handpersen uit de 19de eeuw die bewaard werden in het Instituut voor Grafische Bedrijven van de Stad Brussel, werd het Museum van de Boekdrukkunst officieel geopend in 1975, daartoe gedreven én door de Koninklijke Bibliotheek Albert I én door de Syndicale Kamer der Meesters-Drukkers van Brussel, naar aanleiding van hun honderdjarig bestaan.
In juni 1977 werd een v.z.w. opgericht. Sedert 1972 echter hadden giften, bestaande uit drukkersmaterieel en machines de Koninklijke Bibliotheek ertoe aangezet zich voor dit aspect van de industriële archeologie te gaan interesseren. De gedachte aan een museum dat alle technieken van het boek van de vervaardiging van het papier tot boekbinden en het vergulden opriep, kreeg vorm. Ze diende enkel nog gerealiseerd te worden. Onder de drang der omstandigheden moest het initiatief zich weldra beperken tot de 19de eeuw. Bijgevolg zijn de persen en de machines die vandaag tentoongesteld worden in de gangen van de Koninklijke Bibliotheek, gespreid van het einde der l8de tot het begin van de 20ste eeuw en het is nauwelijks denkbaar, in lokalen die daarvoor niet voorzien zijn, moderne persen, die meer en meer massief worden en gespecialiseerd en verschillend gemaakt zijn, te installeren.

Zoek op de site

Zoekopdracht