De ontvanger van de mondelinge boodschap wordt ook bepaald door de mondelinge situatie. Hij doet mee, of beter: hij communiceert met de gevoelens die de boodschap overbrengt, waarbij gezichtsuitdrukkingen en intonaties de emotionaliteit versterken. De zender doet, al dan niet bewust, een beroep op het onderbewustzijn van zijn luisteraars, die hij probeert te overtuigen en te onderwerpen. De boodschap, die culturele medeplichtigheid veronderstelt, is geruststellend: zij put uit de traditie waarvan de zender de tolk is.
Concluderend: taalexpressie is van groot belang bij de persoonlijkheidsvorming. Elk type cultuur bepaalt het psychologische profiel van zijn leden. Het exclusieve gebruik van spraak om te communiceren conditioneert een bepaalde vorm van centripetaal en achterwaarts gericht denken. Eén van de fundamentele zorgen van de mens is het overwinnen van tijd en ruimte. Om dit te doen, streven we er in het oralisme naar om de traditie, de enige bron van kennis, te behouden. Het pragmatische empirisme domineert.
De beschaving van het oralisme is opmerkelijk stabiel, omdat deze zich op het verleden richt. Collectieve censuur oordeelt streng over innovaties die de traditie uit balans brengen.
Zoals een beroemde antropoloog terecht opmerkte: “in mondelinge samenlevingen is taal een instrument van actie, geen middel tot reflectie” (Malinowski). In feite probeert de spreker op anderen in te werken, hen te bewegen om hen in beweging te brengen. De afwezigheid van een discours over de taal zelf komt tot uiting in het oralisme. Reflexieve abstractie van woorden, vormen en functies kwam pas na het schrijven. En het gebruik van schrijven verplicht de schrijver tot een vorm van vooruitdenken op de langere termijn, een groter vermogen om zichzelf in de toekomst te projecteren. De spreker, die spontaner is, blijft in het onmiddellijke.
Vanuit psychologisch oogpunt veroorzaakt het oralisme een zekere angst tegenover de onzekerheid van de dingen. De beschaving van het vergankelijke is angstaanjagend. Het vormt een bijzondere mentaliteit die typerend is voor traditionele samenlevingen, waar de obsessie met geheimhouding heerst. Therapeutische technieken, om er maar een paar te noemen, zijn angstvallig verborgen, gereserveerd voor dierbaren. Het gebrek aan verspreiding van technieken vertraagt de vooruitgang, veroorzaakt stagnatie en verklaart gedeeltelijk de onderontwikkeling.
De Schrift is centrifugaal van aard. In plaats van vast te houden aan het verleden, probeert hij het heden te kennen en zich de toekomst voor te stellen. Dit is de reden waarom geschreven taal door de eeuwen heen de neiging heeft een precisie-instrument te worden dat verantwoordelijk is voor het ontleden van de kleinste nuances van de werkelijkheid. Mondeling of geschreven, taal is een complexe, uiterst geavanceerde techniek, zozeer zelfs dat Plato beweerde dat deze was uitgevonden door een dronken god.
Laten we erkennen dat de beschaving [1] van het oralisme, de schepper van de taal, is zeer efficiënt gebleken. De resultaten zijn hiervan het bewijs. De monumenten die het oralisme ons heeft nagelaten, deze grote, doorgaans anonieme werken die tot het erfgoed van de mensheid behoren, werden eerst eeuwenlang mondeling overgedragen, voordat ze op schrift werden gesteld. De Bijbel, de Ilias en vele anderen zijn door tijd en ruimte overleefd. Het bewijs is dus geleverd dat stereotiepe spraak het probleem van precair taalgebruik dankzij effectieve technieken heeft opgelost.
Maar alleen de uitvinding van het schrift maakte het mogelijk de grenzen te verleggen en het erfgoed te verrijken. De accumulatie van kennis was alleen mogelijk dankzij het schrijven dat zorgde voor een optimale memorisatie en kapitalisatie van kennis. De technologische fase van vooruitgang wordt dan mogelijk. Geschreven literatuur speelt een belangrijke rol bij het in stand houden en verspreiden van cultuur. Maar bovendien bracht de schriftuurlijke cultuur een mentale transformatie teweeg bij degenen die ermee in aanraking kwamen. Zoals we hebben gezien bevordert de schrijfpraktijk de opkomst van het individualisme en deze bevrijding uit de ketenen van de empirische traditie leidt tot innovatie. Het gereedschap en het brein staan dus voortdurend in wisselwerking. De calame volgt de club van de prehistorische mens op, de onomatopee maakt plaats voor coherente syntagma's en de rationele systematiek organiseert het logisch redeneren. Van daaruit wordt het menselijk brein geconfronteerd met het wetenschappelijke tijdperk en creëert het steeds ingewikkelder abstracte formuleringen. Aanvankelijk langzaam, verspreid over millennia, blijft de dynamiek van verandering steeds sneller toenemen. Om dit resultaat te bereiken was het nodig om door de gegraveerde lijn, het pictogram en het alfabet te gaan, het resultaat van een oralisme dat weinig geneigd was te veranderen. Het oralisme wordt gekenmerkt door de dynamiek van imitatieve cyclische herhaling, terwijl het scripturalisme wordt gekenmerkt door lineaire, cumulatieve en transformationele herhaling. Het is inderdaad de Schrift die de technische vooruitgang verklaart die we momenteel ervaren.