1978 – nr. 4 – december

De behoefte aan adequate, grote en duurzame gebouwen wordt dag na dag gevoeld en alle projecten van het non-profit Museum of Printing zijn afhankelijk van een meer functionele en ruimere verhuizing, in een gebouw – idealiter een oude drukkerij – waar we zouden een aantal persen kunnen bedienen en ze misschien vooral kunnen presenteren volgens hun technische aspect, in een minder chaotische chronologische volgorde dan in de Koninklijke Bibliotheek.
Zo zou het Drukkerijmuseum het documentaire, zelfs educatieve aspect van zijn collecties kunnen benadrukken en bezoekers kunnen aantrekken die vaak bang zijn om de drempel van de Koninklijke Bibliotheek te overschrijden. Vitrines en panelen toonden de stadia van het maken van een boek, van het maken van papier tot het binden en vergulden, waarbij onderweg de soorten, kwaliteiten en formaten van het papier, bijvoorbeeld het vouwen en naaien, werden vermeld. Bovendien zouden de druktechnieken worden geïllustreerd door diagrammen en door de presentatie van de verschillende soorten matrices (xylografie, typografie, eindnerf, houtnerf, linoleum, koperburijn, droge naald, ets, aquatint, lithografie, offset, enz.) en hun resultaat op papier.
De projecten zijn meervoudig. Zijn ze utopisch?
Wij geloven het niet. Ministeriële instanties en regionale instellingen hebben hun steun al toegezegd. Op de middellange termijn zal het Drukkerijmuseum, naar wij hopen, over een autonoom gebouw kunnen beschikken waar het mogelijk zal zijn een handpers, een cilinderpers en een linotypemachine te bedienen.
We mogen dromen... Zullen deze operationele persen ooit, zoals in Antwerpen, in Plantin, of in Ambert, in de Moulins Richard de Bas, teksten drukken op luxepapier waarvan de verkoop het museum zou kunnen ondersteunen? We kennen het sonnet van Plantijn, gedrukt in duizenden exemplaren; we kennen het succes van het papier uit de Auvergne, met bloemen of varens, gemaakt in deze heerlijke kleine vallei van Ambert, vereeuwigd door Jules Romans in Les Copains. Waarom zouden we niet geloven dat het Drukkerijmuseum in losse bladen een geschrift, een gedicht van elk van onze schrijvers, Frans of Nederlands, uit België zou kunnen publiceren, om zo een luxueuze bloemlezing te vormen die geleidelijk in een beperkte oplage wordt geproduceerd, en wat zou dat betekenen? waar bezoekers die dichters of bibliofielen zijn, over discussiëren? Copyright? Waarom zouden we de schrijvers niet bij dit initiatief betrekken en onderhandelen over de betaling van deze rechten, in natura, via een genummerd deel van de oplage?
Op dezelfde manier konden culturele verenigingen, zonder winstoogmerk en zonder middelen, ambachtelijke posters produceren of laten produceren op de vlakke persen van het museum.
Zo zou het museum niet langer een dood ding zijn, verzameld in de koude marmeren gangen van een respectabele wetenschappelijke bibliotheek, maar een actief centrum, waar machines zouden blijven leven, waar beginnende kunstenaars, zelfs leken en kinderen op zoek naar intelligente ontspanning, konden zelf tekenen of hun gegraveerde lino's laten tekenen. Het contact met de machine zou dan totaal zijn, materie zou niet langer een inert ding zijn waarvan we niet weten hoe we het moeten manipuleren. Een bezoek aan het Drukkerijmuseum zou voor altijd in het geheugen gegrift blijven van degenen die het een paar uur tot leven zagen komen of het even tot leven lieten komen.

Zoek op de site

Zoekopdracht