BELGISCHE HISTORISCHE PLAATSEN, MONUMENTEN, MUSEA EN VERZAMELINGEN BETREFFENDE DE GESCHIEDENIS VAN DE TECHNIEK EN DE INDUSTRIELE ARCHEOLOGIE
Technologia Bruxellensis beoogt in deze rubriek, naarmate de evolutie van haar onderzoek vordert, een voorstelling te geven van het Belgisch patrimonium inzake de geschiedenis van de techniek en de industriële archeologie.
HET MUSEUM VAN DE SPOORWEGEN TE BRUSSEL-NOORD
door
Dienst Pers en Public Relations van de N.M.B.S.
Het museum van de Spoorwegen is kosteloos toegankelijk van 9 tot 17 u behalve op zaterdag en zondag.
Geleide bezoeken zijn eveneens kosteloos. Ze moeten vooraf aangevraagd worden bij het museum, tel. 02/2186050-1972 of bij de Algemene Directie van de N.M.B.S., Bureau 04-12, sectie 50, Frankrijkstraat 85, 1070 Brussel, tel. 02/5238080-2036.
HISTORISCH OVERZICHT
België mag er prat op gaan het eerste spoorwegnet op het vasteland te hebben aangelegd.
Na de omwenteling van 1830 stelde de Regering een onderzoek in betreffende de mogelijkheid een spoorverbinding tussen Antwerpen, de Rijn en de Maas tot stand te brengen. Deze opdracht werd toevertrouwd aan de ingenieurs Simons en De Ridder.
Op 1 mei 1834 tekende Leopold I de wet betreffende het exploitatieprincipe van het net.
De eerste lijn, van Brussel naar Mechelen, werd in één jaar gebouwd. Dit was de eerste stap naar de verwezenlijking van hetgeen later het dichtste spoorwegnet ter wereld zou worden.
Op 5 mei 1835 vertrok de eerste trein uit station Brussel Groendreef. Hij bestond uit drie delen die respektievelijk door de locomotieven « De Pijl », « Stephenson » en de « Olifant » werden getrokken. Ze werden geleverd door de werk-plaatsen Robert Stephenson te Newcastle. In Juni en Augustus werden nog de « Rapide » en « l’Eclair » geleverd.
De eerste locomotief van belgische makelij « De Belg » werd op 30 december door de werkplaatsen John Cockerill te Seraing geleverd.
Na 1835 nam de spoorweg in België een aanzienlijke ontwikkeling. Niettegenstaande de buitengewone technische problemen waarmee men toen rekening moest houden, breidde het spoorwegnet zich snel over gans het grondgebied uit. Gelijktijdig maakte het jonge Koninkrijk een industriële revolutie door en nam het land een vooraanstaande plaats in tussen de meest geïndustrialiseerde landen ter wereld.
Men mag bijgevolg met reden zeggen dat België zijn buitengewone ekonomische expansie in de vorige eeuw grotendeels aan de spoorweg te danken heeft.
Gedurende praktisch een eeuw hebben talrijke private maatschappijen samen met de Staat de spoorweglijnen geëxploiteerd. In 1926 werd de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen gesticht. De laatste geconcedeerde spoorwegen werden onmiddelijk voor of na de tweede wereldoorlog door NMBS overgenomen.
Na 1945 heeft de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen (NMBS) nieuwe locomotieven, rijtuigen en wagens in dienst gesteld, het net gemoderniseerd en gerationaliseerd. Zo werd de stoomtractie geleidelijk vervangen door dieseltractie en werden de hoofdlijnen van het net geëlektrificeerd. De eerste stap naar de elektrificatie werd reeds voor de oorlog gezet op de lijn Brussel-Antwerpen. Dit gebeurde op 5 mei 1935 dus precies honderd jaar na het inwijden van de eerste belgische spoorweglijn.
Het Museum van de Spoorwegen
In het kader van de manifestaties die in 1951 werden gehouden ter gelegenheid van het vijfentwintigjarig bestaan van N.M.B.S., besliste de Maatschappij ertoe een spoorwegmuseum in te richten. De opening van dat spoorwegmuseum had plaats op 30 oktober 1951 in lokalen van het vroegere station Brussel-Noord. Toen dat station moest verdwijnen voor het aanleggen van de Noord-Zuidverbinding werd het museum in 1955 overgebracht naar de Congreshalte te Brussel. Op 11 juli 1958 kreeg het museum een plaats in het nieuwe station Brussel-Noord, waar het bereikbaar is vanuit de grote ontvangsthal.