Tweede periode 1920 – 1946
Het ontstaan in al de geindustrialiseerde landen van nationale normalisatieverenigingen leidde automatisch naar de oprichting van internationale organismen als overkoepelende organen belast met het opstellen van internationale normen.
De oprichting van de Comité Electrotechnique International in 1909 was de eerste stap geweest. Dan moest gewacht worden tot na den oorlog.
Vanaf 1921 werd er onderhandeld voor de totstandkoming van een analoog organisme dat alle reeds bestaande nationale normalisatieinstellingen zou groeperen. Ten slotte ontstond in 1928 de Fédération internationale des associations nationales de standardisation (ISA) met zetel te Genève.
Het doel ervan was door het uitwisselen van inlichtingen, van enquêtes en van documentatie, algemene richtlijnen te verstrekken aan de aangesloten normalisatieverenigingen om de éénmaking van de nationale normalisaties te begunstigen en internationale normen op te stellen zodra een bevredigende overeenkomst bereikt was.
De laatste Algemene Vergadering van de ISA groepeerde de vertegewoordigers van de landen-leden, 23 in getal, in 1939.
De omstandigheden ontstaan uit de tweede wereldoorlog, leidden in oktober 1946 tot de oprichting, te Londen, van de Organisation Internationale de Normalisation (ISO) die de plaats van de ISA innam.
Zoals reeds eerder gezegd werd in 1919 de « Association Belge de standardisation » opgericht.
25 jaar lang heeft ABS geijverd met de gebrekkige middelen waarover zij beschikte, vermits zij geen regeringshulp kreeg en de toelagen van de industrie verre van voldoende waren, om de normen te publiceren waaraan de nationale industrie een uitgesproken behoefte had : normen op het gebied van de mechanica en van de metaalconstructie, normen voor de bouwwerken in gewapend beton, normen voor het materieel van de brandbestrijding. Meer dan 150 documenten zagen alzo het levenslicht.
In de gegeven omstandigheden was dit zeker een prachtig resultaat maar toch onvoldoende in het perspectief van de ontwikkeling die de Belgische industrie en de Belgische economie in de eerste jaren na de tweede wereldoorlog zouden kennen.
Het inzicht en het doorzettingsvermogen van enkele personen, hierin gesteund door de toenmalige minister van Economische Zaken, de Hr. De Smaele hebben dan ook in 1946 geleid tot het oprichten van het Belgische instituut voor normalisatie (BIN).
Derde periode sinds 1946
Het wetsbesluit van 20 september 1945 dat de oprichting van het BIN mogelijk maakte wordt voorafgegaan door een verslag aan de Regent waarin duideluik uiteengezet wordt in welke context een nieuw normalisatie instituut moet opgericht worden. Daarom verdient het ook zijn plaats in dit historisch overzicht.
« De voortbrengselen van de Belgische industrie bereiken in alle domeinen een steeds toenemende graad van verscheidenheid en ingewikkeldheid waardoor de nood ontstaat aan duidelijke voorschriften nopens hun afmetingen en hun gebruiksvoorwaarden die op dezelfde wijze moeten toegepast worden in heel het land, en die moeten opgesteld worden rekening houdend met hetgeen op dit gebied in andere landen gedaan wordt.
De toepassing van deze voorschriften laat immers toe dat de producenten het aantal gefabriceerde types verminderen, dat de consumenten hun prijsaanvragen beter zullen kunnen opstellen, dat ze gemakkelijker de aangeboden materialen onderling zullen kunnen vergelijken en deze ten slotte beter zullen kunnen gebruiken door ze toe te passen binnen de zone van hun normale bedrijfsvoorwaarden en hun onderdelen uitwisselbaar te maken : uit dit alles vloeien vele besparingen voort op het niveau van de productie en op dit van de consumptie. »
Het wetsbesluit voorziet ook dat het nieuw op te richten organisme zal kunnen genieten van het prestige van de Koninklijke goedkeuring en van een financiële steun van de regering.
In uitvoering van voornoemd wetsbesluit werd op 25 februari 1946 het Belgisch instituut voor normalisatie opgericht onder de vorm van een vereniging zonder winstbejag.
Later werd het BIN eveneens onderworpen aan de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut.