1987 – 10(2/3/4)

Ik weet niet inhoever U kennis heeft van van die instrumenten. Ik ben beslist niet van plan om een geschiedenis van dit soort dingen uit te leggen. Een van de instrumenten die ik noemde was meer dan alleen een gereedschap van astronomen. Het astrolabium was een instrument in het bezit van veel mensen, oosterse zowel als westerse – minstens van geleerden, koningen, en hovelingen, alsmede van boeren en bouwers. Men kun terecht zeggen dat een astrolabium deel uitmaakte van het middeleeuwse wereldbeeld, net als een plattegrond van Ghent een deel uitmaakt van onze beeld van de stad Ghent. Een astrolabium was in een zekere zin een model van het heelal, een meetinstrument, en een computer gecombineerd. Het bevatte een verdeelde cirkel vrijhangend aan een in de hand gehouden ring, met een draaibare vizierarm langs een diameter; de computer was een soort cirkelvormig hemelkaart die boven een net van twee soorten plaatselijke coördinaten kon draaien. In het afwerken van dit instrument bezaten veel mensen een grote kunstvaardigheid. Hoeveel is het moeilijk te zeggen; er zijn toch meer als een duizend nog bestaande middeleeuwe exemplaren.

ln Spanje, eerst onder het chalifaat van Cordova en daarna in Leon en Castille, komt in de 11e, 12e, en 13e eeuwen een bloeitijd van de cosmologische wetenschappen. Het oudste traktaat over het astrolabium in het Latijns geschreven, is van een wat oudere Spaanse afkomst – van het monasterium van Ripoll. In de tiende eeuw geschreven, het was in grotendeels op een text van de oosterse schrijver al-Khwarizmi gebaseerd. De geleerde Gerbert, naderhand 999-1004 paus Sylvester II, liet ook in Barcelona navraag doen naar boeken over astronomie en astrologie. Een eeuw later trok Adelard van Bath zelf naar Spanje om dit soort wijsheid te bestuderen. Hij gaf in 1126 de sterrenkundige tafels van al-Khwarizmi (naar Maslama’s bewerking) in het Latijn uit. Hij vertaalde het astrologische werk van de befaamde astroloog Abu Ma’shar (Albumasar), en zonder twijfel was hij zelf een praktizeerend astroloog. (Ik heb zijn eigen handschrift gevonden, met horoscopen voor gebeurtenissen in de geschiedenis van het koninklijke huis van Engeland.) De best bekende astronoom uit het Iberisch schiereiland was misschien Ibn az-Zarqellu (Azarchel, 1029-1087), schrijver van een handboek voor het gebruik van de Toledose tafels. Evenzeer goed bekend, hoewel hij zelf geen astronoom was, was de Christen koning Alfonso de tiende, « el sabio », « de wijze », van Leon en Castille. Hij heeft een aantal astronomen aan zich verbonden om nieuwe sterrenkundige tafels samen te stellen. Die zogenaamde « alfonsinische tafels » (in 1272 uitgegeven) zijn drie eeuwen lang in gebruik gebleven, en dit in heel europa. Het geslacht van de tafels ging uiteindelijk door islamitsiche versies terug naar de tafels van Ptolemaeus. West Europa erfde ten slotte de griekse wiskundig-sterrenkundige kustvbaardigheid over. Zoals ik zeidde, niettemin, ging uit cosmologische invloed van het islamitische Spanje lang voor de tijd van Alfonso.

Ik wil niet de indruk wekken dat er in het Westen geen kennis bestond van de sterrenkunde van de klassieke Oudheid. Vanuit Sicilie in de 12e eeuw komen de eerste vertalingen in het Latijns van Ptolemaeus Almagestum and Aristoteles Analytica posteriora. In Spanje na de tijd van Adelard van Bath komen tal van andere vertalers van de Arabische wetenschap nu op, en door deze achterdeur de wetenschap van de Grieken. De beroemdste vertaler is Gerardus van Cremona (1114-87), die op zoek naar Toledo trok, en daar een onverdachte veelheid van ogenschijnlijk alle geleerden der Oudheid aantrof. Hij gaf tal van vertalingen uit het Arabisch in het Latijn uit – Euclides, Galenus, Aristoteles, Archimedes, en anderen, maar in eerste instantie Ptolemaeus » Almagestum (1175 – ongeveer 15 jaren na de siciliaanse vertaling).

De vertaling van texten was niet alles – enkele wiskundige technieken werden uitgeoefend in Europa lang voor deze periode. Om met een relatief simpel probleem te beginnen: tot de Christelijke leer behoorden de voorschriften ter regeling van het Paasfeest, en dus waren er veel geestelijken, die een klein iets van de loop van de sterren wisten. De engelse monnik Beda (gest. 735), bijvoorbeeld, liet lijsten van Paasdatums berekenen. En let op: Paasen is en was voor Christenen een herinnering van de meest veelzeggende gebeurtenis in de hele geschiedenis. Er waren regelmatige klachten over de kalenders onvoldoendheid door middeleeuwse astronomen gemaakt, klachten die maar in 1582 in de Gregoriaanse kalenderhervorming culmineerde. De hervorming kwam erg langzaam – maar sterrenkunde kon alleen in de achting van de christelijke geleerden rijzen als gevolg van de bond met de mysterieuse berekening van het Paasfeest.

Het sterrenkundig wereldbeeld in Europa had, aan het eind van de 13e eeuw, weer ongeveer het peil van het hellenistische Oudheid bereikt. In de viertiende eeuw kwamen de eerste echte westerse ontwikkelingen in dit gebied op, ontwikkelingen die veel te maken hadden met nieuwe methoden van wiskundige analyse en presentatie. Voor een schitterend voorbeeld kunt U het zogenaamde « albion » bekijken, een rekeninstrument van Richard van Wallingford (zie mijn editie van zijn werken, 1976). De ingewikkeldheiden van albion – met zijn 67 verschillende schalen – waren niet voor een meerderheid van gewone studenten, maar het instrument zelf was een onderdeel van een wereldbeeld dat tot geen kleine minderheid van deskundigen behoordde. Iedere student in een universiteit had een hap en een snap van sterrenkunde moeten leren, en iedere student was zich bewust van, en had ontzag voor, de hogere regionen van het leer.

Rechercher sur le site

Rechercher