1987 – 10(2/3/4)

Ik neem aan dat vanmiddag heeft U geen behoefte aan een uitlegging van de theorieën van Ptolemaeus – met zijn circulus deferens, epiciclus, punctum aequans, enzovoort. Het belangrijkste punt is dat de verschijnselen van de bewegingen van de Zon, Maan, en planeten met grote nauwkeurigheid gegeven konden worden, door aan te nemen, dat die hemellichamen epiciclo-exentrisch liepen. Dit feit leidde in de sterrenkunde tot groot zelfvertrouwen: hoe kan wie dan ook een leer uitsluitend als een mathematische beschrijving van de hemel beschouwen, als het de kracht heeft op de posities van de planeten zo nauwkeurig als tot 5 of 6 minuten ecliptische lengte? Zelfvertrouwen, ja; maar astronomen – zelfs Ptolemaeus – werden zo brain-washed door het onnauwkeurige aristotelische natuurwetenschappelijke leer de meerderheid verdeelde een ambitie, de een systeem met de andere te verzoenen.

Voordat ik afscheid van de Oudheid nemen, moet ik een derde soort cosmologie beschouwen, met name de astrologie. De astrologie is het geloof, dat de hemellichamen, in het bijzonder de planeten, door hun posities in verhouding met de aarde op een bepaalde tijdstip, het gebeuren op aarde beïnvloeden. Astrometeorologie was een zeer oude natuurkunde – zeker prehistorisch – die een verband trachtte te leggen tussen hemel en weer. In laat-Babilonische tijden waren er astrologische theorieën ontwikkeld over het verband tussen sterren en de mens, in het bijzonder de staat en de koning, als belichaming van de staat. Zekere stromingen in het Griekse denken hebben voedsel aan zo’n denkwijze gegeven. Volgens het Stoicisme, bijvoorbeeld, was de wereld een levend wezen, met rede en gevoelens, en er bestond een sympathie tussen alles. Op het verschijnsel van eb en vloed, en van de verschillende seizoenen, was de invloed van Zon, Maan, en hemel op aarde heel duidelijk. Dus kwam het tot stand dat in de twee of drie eeuwen voor Christus, in de keizerrijken van Alexander en zijn opvolgers, de methoden van de wiskundige astronomie aan de ene kant en van de griekse en babilonische mystiek aan de andere kant werden verbonden

Zelfs de grote astronoom Ptolemaeus was astroloog. Zijn vierdelig boek Tetrabiblos – in de middeleeuwen Quadripartitum – was een volledig handboek van astrologie dat tot minstens de zeventiende eeuw de zelfde betekenis voor de astrologie had als zijn Almagest voor de astronomie. Men moet beslist niet Tetrabiblos onderschatten. Dit was iets anders als de astrologie in Paris Match, Libelle of Privé. Er zat daarin constructies en technieken – vaak ingewikkelde mathematische constructies – om pestilenties, en oorlogen, en persoonlijk fortuin – zoals over gezondheid, rijkdom, familie, enz. – voor te stellen.

Het astrologische wereldbeeld had een grote invloed op de denkwijze van de westerse wereld. Zoals algemeen erkend, hadden de kerkvaders een polemische houdingtegenover de astrologie, toch is het juist te zeggen, dat bijna iedereen het eens was met de basisgeloven van die kunde. Natuurlijk bestonden er enkele grote problemen. Het schijnt alsof de astrologie leidde tot de determinisme, zelfs fatalisme – helemaal onaannemelijk voor de Christenen, die overtuigd waren van de vrijheid van de mens. De oplossing was heel simpel: de sterren fungeren alleen als tekens, en niet als oorzaken. De sterren sturen niet. Mensen zijn altijd in staat hun wil te gebruiken, om een eigen weg te vinden. Inderdaad, is een kennis van de astrologie heel nuttig, om mens levensplannen te maken – om de meest gevaarlijke constellaties van de sterren te vermijden, bijvoorbeeld. Het sceptiscisme van de kerkvaders en enkele grote middeleeuwse intellectuelen had weinig te betekenen voor een Christelijke kerk waarin bischoppen, kardinalen, en pausen, hun eigen astrologieën in dienst hadden.

Net als voor andere wetenschappen, werd de sterrenkunde van de Oudheid door de Arabieren bewaard. In het midden van de zevende eeuw overstroomde dit volk de omliggende culturen, met name Egypte, Syrië, een deel van het Oostromeinse rijk, en landen in het Oosten tot in Voor-Indië, en in het Westen tot Marokko en Spanje. De vakken die in het hoogste aanzien in de nieuwe islamitischen cultuur stonden waren geneeskunde en sterrenkunde. Geneeskunde was niet te beoefenen zonder kennis van de astrologie, en astrologie niet zonder kennis van de sterrenkunde en de wiskunde. De oudere Arabieren in hun woestijnland hadden enkele eenvoudige regels van een grof astronomische aard, om aan de voorgeschreven tijden van gebed te kunnen voldoen, en niemand hoeft verbaasd te staan over een grote opbloei van de cosmologische wetenschappen tijdens de chalifaat van Bagdad in de achtse eeuw. Twee eeuwen daarvoor was de leer van de Grieken naar Indië gegaan. Van Indië ging nu de invloed terug naar het Westen. Zo kwam in het jaar 773 iemand aan het hof van Chalief Almansor. Hij kwam uit Indië, en kennde zoveel sterrenkunde dat hij eclipsen kon berekenen. De Chalief gaf opgracht zijn indische boeken te vertalen. In de volgende eeuw liet Chalief al-Rashid griekse manuscripten verzamelen. Belangrijke astronomische tafels werden in een later stadium in Bagdad uitgegeven, geschreven door al-Khwarizmi voor de Chalief al-Mamum – zoon van al-Rashid. Let wel dat de familie van al-Khiwarizmi van het land tussen de Tigris en de Euphrates afkomstig was. Met zulke activiteiten was een grondige basis voor studie en eigen onderzoek gegeven. Een traditie is begonnen van het schrijven van boeken over de elementen der astronomie – het boek van al-Farghani (Alfraganus), gebruikt door Dante, bijvoorbeeld, is een invloedrijk voorbeeld – boeken die in hoge mate bestonden uit bevattelijke uittreksels van Ptolemaeus. Een nog grotere astronoom, al-Battani (gestorven 929), schreef een meer professioneel maar minder populair overzicht van Almagest, en schreef ook belangrijke astronomische tafels. Die waren op de methoden van Ptolemaeus gebaseerd: de tafels van al-Khwarizmi gebruikte zowel ptolemaische als indische methoden. In Spanje, bijna een eeuw later, werden de tafels van al-Khwarizmi nieuw bewerkt door Maslama b. Ahmed (gest. 1008), omgerekend op de meridiaan van Cordova. Dit zijn enkele theoretische hoogtepunten van de islamitische sterrenkunde, maar wij moeten zeker een traditie niet vergeten waarin werd begonnen het bouwen van betere meetinstrumenten, die nog eens meestal overeenstemden met de beschrijvingen van Ptolemaeus: armilla, driestaf, kwadrant, astrolabium, en equatorium.

Rechercher sur le site

Rechercher