1986 – 9(2)

De discussie kwam op gang

Toch kwam in die jaren de discussie op gang over de vorm van de kometenbanen. Johannes Kepler (1571-1630) de geniale zoon van een avonturier en chronische mislukkeling uit het wijn-vrolijke Zwaben – zijn vader, hoewel behorende tot een protestantse familie heeft o.m. nog gevochten als huursoldaat van Alva – die bij Tycho Brahe had gewerkt, wist uit de overvloedige observaties van de planeet Mars, die Tycho had verzameld, wetmatigheden te ontdekken in de planetenbeweging. Reeds in 1609 publiceerde hij de stelling dat de planeten zich niet in cirkelvormige, maar wel in ellipsvormige banen om de zon bewegen, die niet centraal, maar in een van de brandpunten staat. Die ellipsvorm maakte de epicykels die Copernicus nodig had, overbodig. Maar Kepler beschouwde zijn stelling als een restrictieve wet, die alleen betrekking had op de planeten. Immers, in hetzelfde jaar waarin hij zijn derde wet inzake planetenbewegingen publiceerde in Harmonice Mundi, namelijk 1619, verscheen ook zijn Libelli tres de cometis, waarin hij details vermeldde over de kometen en hun banen. Hij had de staartster van 1607 en de drie kometen van 1618 bestudeerd en meende daaruit te mogen besluiten dat kometen rechtlijnig langs de zon schieten en tevens dat een afstotende kracht van de zon de lichtgevende materie van de kometenkop wegduwde.

Hoewel in het werk van Kepler de gravitatiewet besloten ligt, die een verklaring zou geven voor de juiste baanvorm van de kometen, zou het nog een hele tijd duren vooraleer iemand het deductieve verband snapte. Toen Galilei stierf in 1642 had hij van de wetten van Kepler niet eens kennis genomen, hoewel beide geleerden regelmatig korrespondeerden, zo hadden zij elkaar hun bevindingen omtrent de komeet van 1618 meegedeeld. Kepler had bovendien zijn werk, dat zijn eerste twee wetten inzake planetenbeweging bevatte – de Astronomia Nova bij het verschijnen in 1609, naar Padua gezonden. Galilei had ze dus binnen handbereik liggen, maar toch schreef hij nog in 1633, in zijn Discorsi (Gesprekken) dat de ware vorm van de planetenbanen nog onbekend was ! Maar die onbekendheid met het werk van Kepler was niet alleen bij Galilei het geval. Dat is voor een groot deel te wijten aan het feit dat Keplers denken doortrokken was van mystieke beschouwingen. Zijn « wetten » kenden aanvankelijk niet de eenvoudige formulering die nu in elk leerboekje van cosmografie te vinden is, maar zaten verborgen onder een overmaat van berekeningen en bewijsvoeringen, die erop gericht waren een harmonische wereldorde op geometrische grondslag op te bouwen.

Pierre Gassendi (1592-1655), doctor in theologie, professor aan de universiteit van Aix, die zich als zoveel geleerden uit die tijd ook wijdde aan astronomie-astrologie, was nog drie decennia na Keplers dood overtuigd dat de kometen zich inderdaad met een vaste eenparige snelheid rechtlijnig voortbewegen en dat de verandering in snelheid die men er opmerkte, alleen maar gezichtsbedrog was dat voorkwam tengevolge van de schuine ligging van de kometenbanen ten opzichte van de aarde. Giovanni Domenico Cassini (1625-1712), de Italiaanse hoogleraar in de astronomie, die op verzoek van Colbert naar Parijs ging en de eerste directeur werd van het in 1671 aldaar geopende Observatoire, was echter de mening toegedaan dat kometen hemellichamen waren die een gesloten cirkelvormige baan beschreven. Cassini had veel interesse voor kometen. Hij had de komeet van 1652 waargenomen op het observatorium van Malvasia en nog vóór hij naar Parijs ging had hij de komeet van 1664 te Rome geobserveerd in aanwezigheid van ex-koningin Christina van Zweden.

Deze vorstin met nogal mannelijke allures was na haar troonsafstand, op 23-jarige leeftijd, haar land ontvlucht, had enkele weken verbleven te Antwerpen in de Lange Nieuwstraat, was te Brussel van het starre lutheranisme overgestapt naar het meer libertijnse katholicisme en was toen naar Rome gegaan, waar de paus deze hooggeplaatste neofiete het palazzo Farnese ter beschikking stelde. Ze was altijd een weetgierige dame geweest – ze had destijds Descartes aan haar hof ontboden – nu te Rome liet zij zich door de geleerde jezuïet Athanasius Kircher inwijden in de geheimen van de natuurwetenschap en door Cassini voorlichten over de stand van de astronomie. Het werk dat Cassini over de komeet van 1664 heeft geschreven, Theoria motus cometae anni 1664, heeft hij ten andere aan ex-koningin Christina opgedragen.

Cassini die zijn leven lang een aanhanger bleef van het geocentrische wereldstelsel van Ptolemaeus, was overtuigd dat de meeste kometen dezelfde baan volgen tegen dezelfde sterrenachtergrond, die hij le zodiaque des comètes noemde. Hierop voortgaande beschreef hij, bij het verschijnen van een komeet in december 1680, voor het koninklijke hof, de weg die de komeet zou volgen. Dat was een roekeloosheid die hem veel prestige had kunnen kosten, maar hij had geluk, de komeet was hem welgevallig en volgde inderdaad ongeveer de voorspelde baan. Maar een andere Italiaan, professor Giovanni Alfonso Borelli (1608-1678), die wiskunde en medicijnen doceerde te Pisa en te Florence, een man die ten opzichte van Cassini eigenlijk maar een amateur was, had ook over de komeet van 1680 gepubliceerd en was een van de eerste om de elliptische of parabolische banen van de kometen te veronderstellen. Dat was eveneens het standpunt van Georg Dörfler, dominee te Plauen (Saksen), die verkondigde dat de baan van de komeet van 1680 een langgerekte parabool was met de zon in haar brandpunt. En dat was ook het geval bij de Danzigse bierbrouwer Johannes Hevelius (1611-1687), die in de sterrenkunde bekend werd als een sterke waarnemer en een bekwame selenograaf. In zijn samenvattend werk over de kometen, Cometographia, uitgegeven in 1668, waarin hij ons de gedetailleerde beschrijving en de geschiedenis nagelaten heeft van de kometen van 1652 en van 1664-1665, beschouwde hij deze hemellichamen als afscheidingen of uitwassemingen van planeten, die altijd maar moeten rondwentelen om niet beschadigd te worden door de hitte van de zon; maar wat hun banen betreft, was ook hij de mening toegedaan dat zij parabolen waren of in elk geval toch de paraboolvorm benaderden, met een uitstulpende vervorming, naar buiten toe, in de omgeving van de zon.

Rechercher sur le site

Rechercher