1986 – 9(2)

Dat is echter allemaal niet historisch verantwoord : het avond-Angelus dateert van 1095 en werd ingevoerd door Urbanus II op het concilie van Clermont. In de Bul die in 1456 het middag-Angelus voorschreef, is er van de komeet geen sprake en in de stukken die paus Calixtus III richtte tot de Europese christelijke vorsten om de wapens op te nemen tegen de Turkse bedreiging, wordt er van de komeet geen gewag gemaakt.

Wat men in de deemsterige glans van de kometen allemaal meende te zien, moge blijken uit een beschrijving, van de komeet van 1528, door Ambroise Paré (1510-1590), « le père de la chirurgie moderne » en « le premier chirurgien du Roy » , in zijn werk De la génération de l’homme, des monstres (1573). Paré-toen nog leerling-chirurgien – had deze komeet zelf waargenomen : « Cette comète étoit si horrible et si épouvantable et elle engendroit si grande terreur au vulgaire, qu’il en mourut aucuns de peur; les autres tombèrent malades. Elle apparoisoit estre de logueur excessive, et si estoit de couleur de sang; à la sommité d’icelle, on voyoit la figure d’un bras courbé, tenant une grande épée à la main, comme s’il eust voulu frapper. Au bout de la pointe il y avoit trois estoiles. Aux deux costés des rayons de cette comète, il se voyoit grand nombre de haches, cousteaux, épées colorées de sang parmi lesquels il y avoit grand nombre de fasces humaines hideuses, avec les barbes el les cheveux hérissez ».

Calvijn, de religieuse reformator, die zich ook bekommerde om ons wereldbeeld en een tegenstrever was van het heliocentrische systeem van Copernicus (in de Bijbel staat er immers dat « Jozuë de zon deed stilstaan »!), meende ook dat de almachtige ons met kometen waarschuwde voor rampen en andere tegenslagen.

Toen Alfonsus VI van Portugal, in 1664 een komeet aan de hemel zag, riep hij hem een reeks scheldwoorden toe en bedreigde hem met zijn pistool. Deze vorst werd weliswaar enkele jaren later tot abdicatie gedwongen wegens geestesziekte, maar hij stond toen en ook later nog, verre van alleen met zijn waanzinnige kometenangst.

Ook in China golden kometen als zwaarden van Gods toorn en als de voorboden van allerlei rampen. Toen in de 17e eeuw de Europese jezuïetenmissionarissen – waaronder de Vlaming Ferdinand Verbiest – in ongenade waren gevallen, tot verschrikkelijke straffen waren veroordeeld en in afwachting van de uitvoering hiervan in de kerker zaten, verscheen er op 13 april 1665 een komeet, die naar men meende, niet veel goeds voorspelde. Toen drie dagen later een gruwelijke aardbeving Peking teisterde, was men overtuigd dat dit de straf was waarvoor de komeet had gewaarschuwd, een straf die erop wees dat er onschuldigen in de kerker zaten.

De paters kregen hierdoor amnestie en als de westerse katholieke missionering toen niet brutaal is afgeknapt, is het voorzeker aan de komeet van 1665 te wijten.

Aristoteles in het gedrang

Terwijl de kometen de massa terroriseerden klonk toch hier en daar een stem op, die het met de oude zienswijze niet eens was en werden traag maar gestaag door de sterrenkundigen meer wetenschappelijke gegevens over de kometen verzameld.

In de 13e eeuw kwam er iemand die nogal eens met Aristoteles van mening durfde te verschillen. Dat was de Engelse filosoof Robert Grosseteste (1175-1253), de leermeester van Roger Bacon en een van de grootste denkers en geleerden van zijn tijd; hij schreef dat kometen helemaal niet in de dampkring nestelden, maar ver buiten het ondermaanse, in de wereld van de planeten optraden. Maar het zou nog twee eeuwen duren vooraleer een sterrenkundige dezelfde stelling zou poneren. Inderdaad, pas in 1456 kwam de Oostenrijkse astronoom Georg Peurbach (1423-1461), ingevolge zijn waarnemingen tot het besluit dat de komeet die toen te zien was, zich buiten de maansfeer bevond, en zijn assistent Regiomontanus (1436-1476) kwam bij zijn observaties van de komeet van 1472 tot dezelfde conclusie. Regiomontanus, die uit Koningsbergen kwam (vandaar zijn Latijnse naam) en eigenlijk Johann Müller heette, was zo nauwkeurig in zijn waarnemingen dat ze nog in 1531, meer dan een halve eeuw na zijn dood, te Neurenberg werden gepubliceerd, onder de titel, De cometae magnitudine remotioneque a terra, et de loco ejus vero… en omstreeks het begin van de 18e eeuw nog door Halley konden gebruikt worden. Regiomontanus was er o.m. in geslaagd een parallax, tussen 3 en 6 graden, te bepalen bij de komeet van 1472. Waaruit men kan besluiten dat deze staartster betrekkelijk dicht bij de aarde was gekomen. Deze astronoom sprak ook de mening uit dat de staart van de kometen steeds de neiging hebben van zich naar het zenith te richten. Maar enkele jaren na het verschijnen van de waarnemingsgegevens van Regiomontanus, werd door Petrus Apianus (1495-1552), de mathematicus van keizer Karel V, in zijn werk Astronomicum Caesareum (1540), waarin de observatiegegevens van vijf kometen, waaronder deze van 1531, werden verstrekt, de aandacht erop gevestigd dat komentenstaarten steeds van de zon afgekeerd staan. Weliswaar had de Italiaanse dichter en medicus, Girolamo Fracastor (1483-1533) dit reeds een paar jaar vroeger vermeld in zijn werk Homocentrica de Stellis, er zou van dit boek zelfs een eerste uitgave verschenen zijn in 1535 – maar Apianus was meer bekend dan Fracastor en dus is het meestal Apianus die met de eer van deze vaststelling gaat lopen.

Het was evenwel Tycho Brahe die de cosmologie van Aristoteles een eerste deuk zou geven, met aan te tonen dat er in strijd met de beweringen van de Stagiriet, in de wereld van de sterren en planeten toch veranderingen gebeurden en het was diezelfde Tycho die vijf jaar later pertinent zou bewijzen dat de kometen geen atmosferische verschijnselen waren.

Rechercher sur le site

Rechercher