1986 – 9(1)

1. Industriële ontwikkeling – industrieel erfgoed

De industriële en technologische ontwikkeling, die zich vanaf net begin der 18de eeuw inzette – eerst in Engeland, later ook in andere landen en continenten – zou de maatschappij en het concrete leefmilieu sneller en grondiger veranderen, dan eender welke gebeurtenis of evolutie voordien. De structuur zelf van de maatschappij werd gewijzigd, zowel kwantitatief als kwalitatief.

Het valt op dat thans in de geschiedenislessen, in het museum- en cultuurbestel, een overgrote aandacht geschonken wordt aan alle factoren en facetten die weinig of niets te maken hebben met de gegevens die ons « zijn » bepalen. Namen van bekende politici en kunstenaars worden naar voor geschoven, maar de namen van diegenen die onze hedendaagse techno-industriële samenleving hielpen tot stand brengen, blijven globaal onbekend.

In het lustrumnummer van het Amerikaanse tijdschrift SCIENCE, november 1984 gewijd aan « Century of Science. 20 Discoveries that changed our lives » werd als eerste naam die van de Gentenaar Leo Baekeland vernoemd… Naar aanleiding hiervan deden wij een kleine enquête in de hoogste klassen van een middelbare school, waarbij een tweehonderd leerlingen de vraag gesteld werd of zij de naam van deze beroemde man kenden. De resultaten waren ronduit desastreus. In het gunstigste geval werd een verband gelegd met de beruchte « Bende van Baekelandt », maar dat er een relatie bestond tussen de vermelde naam en het bakeliet werd niet vermoed (het aantal juiste antwoorden kon men ruimschoots op de vingers van één hand tellen).

Wij weten vaak minder over het tot stand komen van de manier waarop wij nu leven, wonen, werken, dan over het leven van de oude Egyptenaren ! Is dit een aansporing tor reflectie over de aard en de impact van technologische veranderingen? Zullen wij ooit evenveel respect (sic) opbrengen voor de inzet van wetenschapslui, technici, nijveraars en arbeiders van de Derde Industriële Revolutie, als wij nu respect opbrengen (sic) voor degenen die de grondslagen legden voor de Eerste en de Tweede industriële Revolutie, en voor hun realisaties.

Is dit een aansporing tot het verder bouwen op de wortels van het verleden? Heeft het heden wortels in het verleden? Heeft de toekomst wortels in heden en verleden ???

De industriële ontwikkeling liet tal van sporen na : gebouwen, machines, voorwerpen; oude documenten, foto’s, tekeningen, films; levensgewoonten, tradities, sociaal-culturele organisatievormen, tal van herinneringen, goede eén slechte.

Deze relicten vormen samen het industrieel erfgoed.

Zij informeren ons over de voorbije industriële ontwikkelingsgang, en materialiseren deze voor de hedendaagse maatschappij.

Maar, vele overblijfselen zijn reeds verloren gegaan, of lopen het gevaar te verdwijnen. Met de regelmaat van een klok worden oude fabrieken en arbeiderswijken gesloopt, machines komen op een schroothoop terecht, en documenten worden verbrand of tot papierpulp verwerkt.

Herinneringen en tradities sterven uit.

Studie en behoud van bepaalde overblijfselen, en het zinvol inschakelen ervan in het hedendaagse leven, moeten ervoor zorgen dat de wortels (de « roots ») van onze hedendaagse (post?) industriële maatschappij niet verloren raken. Het erfgoed dat onze rechtstreekse voorouders door hun arbeid gerealiseerd hebben, kan niet anders dan een waarde hebben voor hun erfgenamen. Studie ervan kan ons een inzicht geven in de verhoudingen tussen de materiële leefomgeving en het gedrag van mensen. Het geeft ons een inzicht in de aard en de groei van onze maatschappij.

Wij moeten leren deze « materiële bladzijden » te lezen en te interpreteren, net zoals we een historisch boek of « De Mijn » van Zola lezen en begrijpen.

Dit INZICHT is belangrijk.

Men benadert het industrieel erfgoed niet omdat men slechts een stel mooie fotoboekjes wil samenstellen over brouwerijen, stations, schachttorens, silo’s, arbeiderswoningen, oude winkels en winkelgalerijen, watertorens, gastanks, en noem maar op…

Men doet niet aan « industriële archeologie » vanuit een romantisch heimwee naar de bloeitijd van het industrieel kapitalisme. Het is géén retromode, géén nostalgie.

Het is niet de bedoeling te vervallen in zoete stedebouwkundige en/of esthetiserende mijmeringen over de visuele attractiviteit van een fabrieksschouw, die vroeger de omgeving verpestte met een stinkzwarte walm.

Het is niet de bedoeling onkritisch lovend te spreken over « kleinschaligheid » en « harmonische bouwverhoudingen » van vroegere arbeiderswoningen en beluiken, die getuigen van tijden van uitbuiting, waar hygiëne en woonkwaliteiten vaak ondergeschikt waren aan rauwe winstprincipes.

2. Industriële archeologie

De term « industrial archaeology » werd, in zijn huidige populariteit, in de jaren 1950 in Engeland gelanceerd. De meeste vroegere auteurs gingen uit van de betekenis die in de Angelsaksische wereld gegeven wordt aan « archeologie », nl. een methodologische betekenis : de studie van een materiële cultuur van een voorbije periode, of die nu ver van ons ligt, of niet.

De term en de discipline kregen al zeer snel ruime bekendheid en verspreiding in Groot-Brittannië ( niet in het minst door de belangstelling die de BBC-televisie er aan wijdde).

Al dra waaide « industrial archaeology »- vertaald en onvertaald – over naar de meeste West- en Oost-Europese landen, Skandinavië, de USA, Japan, enz… In al deze landen entte de nieuwe discipline zich op wortels die voordien reeds in ontwikkeling waren : de Technikgeschichte en de Industrielle Volkskunde in de Duitstalige landen, de studie van de Proletariatskultur in de DDR, de traditie van openluchtmusea in Skandinavië… In andere landen leverden de molenzorg, de sociale geschiedenis en bedrijfsgeschiedenis, monumentenzorg, geschiedenis van de wetenschappen,… en tal van andere bezigheden een voedingsbodem.

Rechercher sur le site

Rechercher