1985 – 8(3)


Om orde te brengen in « the chaos of scientific and technical terminology » (Grogan, 1970, p. 40) is, naast de Sachnormung, technische Sprachnormung (Wüster, 1970, p. 2) ontstaan. Er werden commissies opgericht, die een lijst van de te noemen begrippen opstellen, laatstgenoemde nauwkeurig (door een definitie, een afbeelding, een formule enz.) bepalen, en er een naam aan geven die geen andere of tenminste geen andere misleidende betekenis heeft. De voorgestelde termen worden als officiële benamingen in de technische geschriften beschouwd. Problemen a, c, d en e kunnen aldus opgelost worden. Het vinden van de aanbevolen naam in het document hangt af van de wijze waarop het opgesteld is. Op te merken valt dat die normalisering enkel de vaktaal wil rationaliseren. Ze kan uiteraard een invloed hebben op de omgangstaal maar dat is niet haar eerste bedoeling.

Het probleem van de vaktaal stelt zich eveneens in het gereedschapsonderzoek. De vorser moet aan elk voorwerp een naam kunnen geven. Reeds in 1917 merkt W.M.F. Petrie (p. 2) op dat « civilisation is marked by the specialising of men and materials; and after the adoption of specific forms for different uses, it is needful to distinguish them in the terms we employ. Even in standard works we may find no discrimination is made between … the axe and adze ».

Wenst de vorser bovendien dat de andere onderzoekers zijn bijdragen en inventarissen kunnen gebruiken, dan moet hij nog namen bezigen die voor iedereen dezelfde betekenis hebben en ondubbelzinnig zijn.

Veel studies over handgereedschap zijn weinig bruikbaar omdat de lezer niet met zekerheid weet waarover het gaat. Niet zelden, ook in technische handboeken, wordt een woord verkeerd gebruikt. Er zijn dan twee mogelijkheden: de lezer begrijpt de tekst niet goed of hij verbetert hem door het zgn. foutieve woord door een ander te vervangen. Indien de schrijver echter een uitzondering of een onbekende werkwijze bespreekt – en dus het woord correct gebruikt – is de verbetering van de lezer fout.

Meer dan eens neemt de onderzoeker de plaatselijke benaming over, maar zij is voor de meeste lezers onverstaanbaar. Bovendien schuilt daarin gevaar voor verwarring. Vooreerst omdat ook hier de woorden verschillende betekenissen kunnen hebben. Zo spreekt de boer in Brabant van zijn schup waar hij het heeft over zijn spade. Vervolgens omdat het dialektwoord vaak een ruimere betekenis heeft dan men wel eens denkt. Het S-vormig kapmes om wissen te oogsten noemt men in Bornem b.v. weliswaar houwmes, maar dezelfde term duidt ook het gewoon kapmes aan.

Dat het gebruik van woorden met twee verschillende betekenissen oorzaak van misverstand kan zijn, behoeft geen betoog. Ook het bestaan van twee of meer « officiële » namen die in van Dale en in het Woordenboek van de Nederlandse Taal opgenomen zijn, brengt moeilijkheden mee. Des te meer, daar die woorden soms verschillende voorwerpen aanduiden.

De algemene woordenboeken zijn in dat verband nagenoeg nutteloos omdat ze van de werktuigen enkel een zeer algemene omschrijving en/of een synoniem geven. Enkele voorbeelden uit van Dale: « haagschaar: grote schaar met houten handvatsels om hagen te snoeien »; « tuinschaar : grote schaar voor de tuinman om mee te snoeien ». « Kerfbeitel = (kuip.) keepmes »; « keepmes » = (kuip.) kerfbeitel »; « lasmes = (kuip.) keepmes ». De gespecialiseerde naslagwerken zijn evenmin bruikbaar. De technische woordenboeken, de door de Koninklijke Vlaamse Academie uitgegeven Vaktaalreeks, de Woordenlijsten van de Interprovinciale Commissie voor de eenmaking der Nederlandse terminologie in het technisch onderwijs of Tech-term (1958) kunnen ons weliswaar een Nederlandse naam helpen vinden, maar ze geven geen (duidelijke) omschrijvingen. Meer dan eens vermelden ze synoniemen, en duiden de opgenomen benamingen ook andere werktuigen aan. Doorgaans hebben oudere lijsten inderdaad enkel « ten doel, het gebruik van goede Nederlandse woorden voor technische begrippen te bevorderen », « zij beogen alleen de zuivering van de technische taal » (Houtwoordenlijst, 1951, p. 3).

Er bestaan enkele officiële normen waarin handgereedschap opgenomen werd, en die reeds diensten kunnen bewijzen (b.v. Schultz-Klinken, 1975, p. 106), maar ook zij zijn voor geschiedkundig werk ontoereikend omdat ze voor hedendaags gebruik bestemd zijn. Ze behandelen enkel de nog algemeen bestaande ambachten – maar op lange na niet alle- en nemen zeer weinig handwerktuigen op; ze beperken zich bovendien tot de in de handel zijnde modellen.

Rechercher sur le site

Rechercher