1982 – 5(2)

De inventarisatie van het in een bepaalde periode bestaande materieel is het eerste probleem dat wij moeten oplossen. Vaak is dat moeilijk. Over het algemeen vinden wij immers maar een eerste spoor van het bedoeld verschijnsel[[ De oudste sporen van het bestaan van de snijpasser b.v. dateerden van de 18de eeuw. Dankzij één miniatuur werd bewezen dat het werktuig reeds in de 16de eeuw bekend was. (David 1980).]]. Het feit dat wij het in b.v. 1750 aantreffen, betekent geenszins dat het niet ouder is. Zo maar stellen dat het veel vroeger te voorschijn kwam is echter ook gevaarlijk. Als er behoefte aan iets is, en als het technisch mogelijk is het te verwezenlijken, kan het inderdaad uitgedacht worden, maar dat moet niet. Het wiel was zo’n 6000 jaar geleden bekend. Het duurde evenwel duizenden jaren voordat men de kruiwagen uitvond (eerste spoor = 13de eeuw), en nog meer voor de steekkar. Nochtans bestonden behoefte en mogelijkheid.

Niet zelden is het ook moeilijk te bepalen welke de eigenschappen van een voorwerp waren. Een vergelijking van de oude steekkar met de recente toont evenwel onmiddellijk aan hoe belangrijk het is te weten dat het voorwerp werkelijk kon doen. Moderne steekkarren zijn veel handiger dan de eerste. Hun nut is dus groter en juist dat verklaart de indrukwekkende verspreiding van dat voertuigje heden. Het is immers zo, en dat illustreert het belang van de laatste vraag, dat de steekkar inderdaad reeds in de 18de eeuw bekend was, maar slechts in de tweede helft van de 20ste eeuw werd haar gebruik algemeen. Voor de mens werd ze dus pas verscheidene eeuwen na haar ontstaan van groot belang en uiteindelijk is dat toch één van de voornaamste doeleinden van het onderzoek, namelijk te weten hoe de mens werkte en leefde.

Bibliografie

P.M.N. Benoit, 1863. – Guide du meunier et du constructeur de moulins. Parijs: 2.869.

L. Daubry, Gilly: prospectus

J. David, 1979. – Het middeleeuws gereedschap. Enkele problemen, in Handelingen van het genootschap voor geschiedenis gesticht onder de benaming Société d’Emulation te Brugge, 116: 5-26: 7sq.

J. David, 1980. – De snijpasser, een middeleeuwse uitvinding? in Technologia 3, 43-52.

W. Hansen, 1967. – Aufbau und Zielsetzung einer Kommission für Gerätefor- schung, in Arbeit und Volksleben, Göttingen, 100-122: afb. 2.

M. Hegelbacher, 1917. – Aménagement de la petite usine. Parijs : 38.

E.H. Knight, 1876-74. – American mechanical dictionary, New York: 3.2631; 3.2009.

Ch. Laboulaye, 1847-61. – Dictionnaire des arts et manufactures et de l’agriculture. Parijs : s.v. moulin.

Malouin, 1767. – Description et détails des arts du meunier, du vermicellier et du boulanger …, Parijs : pl. 2.

H. & G. Rose, Poissy, Appareils de malterie, 1908: 59.

J. Weyns, 1974. – Volkshuisraad in Vlaanderen, Beerzel: 1088.

Chas. A. Strelinger & Co., Detroit.

Wood workers’ tools, being a catalogue of tools, supplies, machinery and similar goods, 1897: 813.

Hammacher, Schlemmer & Co, New York,

Illustrated catalogue and price list of tools …, 1896: 315.

Rechercher sur le site

Rechercher