Beschrijving
Het volstaat niet dat de opsteller van de terminologie alleen een duidelijk inzicht heeft in de typologie. Ook de lezer moet weten wat precies bedoeld is. Daar men van hem niet mag verwachten dat hij al de werktuigen kent – dit vaak in tegenstelling tot de normen -, moet de beschrijving ervan in de terminologie zo duidelijk, zo precies en zo uitvoerig mogelijk zijn. Gebrek aan voldoende identificatiegegevens is wellicht de grootste tekortkoming van de meeste naslagwerken die het gereedschap behandelen. Daar ze nooit al de typen opnemen, kan de lezer dan vaak niet uitmaken of hij de gebruikte benaming mag overnemen voor het stuk dat hij wil benoemen.
Om de mogelijkheid te bieden te bepalen waarover het juist gaat, wordt dikwijls aan afbeeldingen gedacht. Wanneer normen voor de nijverheid of de handel opgesteld worden, zijn ze soms voldoende : het aantal modellen is klein, het document is doorgaans voor sterk gespecialiseerde lezers bestemd en meer dan eens zijn de voorwerpen zelf reeds genormaliseerd. Voor een genormaliseerde terminologie zijn afbeeldingen ongetwijfeld onmisbaar, maar om verscheidene redenen ontoereikend. Vooreerst kan de lezer de werktuigen dan enkel op grond van hun morfologische kenmerken onderscheiden, wat onvoldoende is. Door zijn vorm alleen kan een werktuig niet gedefinieerd worden. Een andere reden is dat het theoretisch onmogelijk is een tekening of een foto van een type te maken, vermist het een afgetrokken begrip is (wanneer er maar één model van een type bestaat, is dat natuurlijk wel mogelijk). Men zou dus afbeeldingen van al de modellen moeten geven, wat meestal uitgesloten is wegens de kosten. Eén model voorstellen geeft tenslotte zoniet een vals dan toch een onvolledig beeld van de werkelijkheid weer. Wanneer de lezer een ander model wil bespreken, kan hij niet altijd uitmaken of het wel tot dat type behoort dat in de terminologie bedoeld wordt.
Een definitie, d.i. « een zodanige omschrijving van een begrip in woorden, dat het wordt afgebakend t.o.v. andere begrippen » (Terminologie, 1962, p. 5), is evenmin voldoende. Het is moeilijk een werktuig zodanig te beschrijven dat iemand die het niet kent, het zou kunnen identificeren. Bovendien is een tekst veel minder aanschouwelijk dan een afbeelding.
Afbeeldingen én definities zijn dus noodzakelijk. De foto’s of de tekeningen van de werktuigen, eventueel in werking, en zo nodig verbonden met het produkt dat met dat gereedschap vervaardigd wordt, moeten de tekst verduidelijken. Het best ware, zo elk model afgebeeld werd. De bepaling van de typen en van hun modellen zal hun innerlijke en uiterlijke kenmerken beschrijven. Ze zal verwijzen naar andere werktuigen met gelijkaardige vorm of bestemming. Theoretisch zou « de definitie niets overtolligs mogen bevatten » (Terminologie, 1962, p. 11). Men dient zich evenwel bij de omschrijving van de kenmerken aan te passen aan de gebruiker waarvoor de definitie is opgesteld » (Terminologie, 1962, p. 12). Daar de lezer niet al de besproken werktuigen kent, is het wenselijk er een uitvoerige beschrijving van te geven. Het is niet nodig voor elk werktuig een handleiding voor leerjongens te schrijven, maar toch is het nuttig de werkwijze enigszins toe te lichten. De moeilijkheid is dan precies te bepalen hoet gedetailleerd de uitleg dient te zijn.
Het volstaat niet een degelijke terminologie op te stellen. Het document dient ook hanteerbaar te zijn. De lezer moet de benamingen en de werktuigen gemakkelijk kunnen weervinden. Daarom zullen sommige elementen van de beschrijving afzonderlijk samengebracht worden, nl. de bestemming, de bewerking, het ambacht en de vorm. De eerste drie worden in indices opgenomen. Om de vorm als identificatiemiddel te kunnen gebruiken, dienen al de afbeeldingen, behalve die van werktuigen in werking en van produkten, achter elkaar geplaatst te worden, en zo mogelijk morfologisch gerangschikt. Ondanks het feit dat een zekere subjektiviteit onvermijdbaar is en dat sommige vormen zo afwijkend zijn dat ze niet in een geheel ingeschakeld kunnen worden, helpen die morfologische reeksen de besproken werktuigen vlug weervinden.
Men zou de terminologie (of de afbeeldingen) zelf op grond van die bestemming of bewerking kunnen rangschikken, maar dat roept verscheidene problemen op. Veel werktuigen worden in verschillende ambachten gebruikt. De keus zou dus min of meer willekeurig zijn. Bovendien bezigen niet alle valkui dezelfde werktuigen en is het onderscheid tussen de ambachten vatbaar voor discussie (men denke b.v. aan de stelenmaker, de karnschijfsnijder, de kolvenmaker enz.). Ordent men de werktuigen per bestemming, dan veronderstelt ment dat de lezer ze reeds kent (dat is trouwens ook het geval met het ambacht). Bovendien is die rangschikking of te nauwkeurig of te algemeen. Een zeer precieze aanduiding van de bestemming heeft immers als gevolg dat men in een categorie vaak één enkel werktuig aantreft. Daarbij is de bestemming niet altijd gemakkelijk te definiëren; zo b.v. dient de sleg om palen in de grond te heien, om vel- en kloofwiggen in een spleet te drijven, om een houtverbinding ineen te slaan. Houdt men zich aan de algemene bestemming, dan brengt men gelijkaardige werktuigen samen. De subjektiviteit is dus groot en het weervinden van een werktuig bijgevolg soms moeilijk. Hoort de sponzaag b.v. bij de zagen of bij de boren, het trekmes of de spaakschaaf bij de messen of bij de schaven ? Een morfologische groepering zou eveneens zeer subjektief zijn. Daarom lijkt de alfabetische voorstelling de meest verdedigbare. De terminologie kan als een woordenboek gebruikt worden, en de indices en de morfologische reeksen maken het mogelijk ook het werktuig als uitgangspunt voor de opzoekingen te nemen.
De benaming
Wanneer de begrippen precies onderscheiden zijn, kan men naar een middel zoeken om ze aan te duiden (over de naamgeving, zie o.m. Scientific and technical translating, 1958, p. 212sq). Men zou aan elk voorwerp een letter of een getal kunnen toekennen, maar die zijn meestal moeilijk te onthouden. Het is dus beter er een naam aan te geven, die al dan niet reeds bestaat. Wanneer er in de eigen taal een bruikbare benaming te vinden is, is het vaak aangeraden ze in de terminologie over te nemen. Dat zal immers het algemeen gebruik van het genormaliseerd woord in de hand werken. Indien er geen naam voorhanden is, kan men een vreemd woord overnemen; de benaming is dan in zekere mate internationaal. Het is echter vaak beter er een in eigen taal samen te stellen, die aanschouwelijker is.
De opsteller van een genormaliseerde terminologie moet dus de bestaande namen opzoeken, hun juiste betekenis nagaan, en zo nodig kiezen tussen verscheidene woorden. Als er geen geschikte naam gevonden werd, moet hij er zelf een voorstellen.