DE « BOOM » VAN DE STEEKKAR
Johan DAVID
Conservator,
Museum voor de Oudere Technieken, Grimbergen
Résumé
Note relative au diable, la « brouette à sacs ». Les premières traces de son existence semblent dater du 18ème siècle. L’emploi du diable connaît dans la seconde moitié du 20ème siècle une très grande expansion, due notamment au recouvrement du sol (béton, asphalte, etc.) et aux pneumatiques.
Abstract
Note about the sack truck. The first evidence seems to date from the 18th century. In the second half of the 20th century, there is a boom in the use of the truck, due a.o. to the use of concrete and asphalt on the ground, and of pneumatics.
Voor een steekkar draaien wij ons niet om. Dat voertuigje maakt deel uit van het dagelijks leven, van wat men meestal door de verzamelnaam « klein materieel » aanduidt. In de studies over de geschiedenis van het vervoer, of van de technieken in het algemeen, schenkt men er evenmin aandacht aan. Nochtans is de snelle verspreiding van de steekkar een kleine revolutie, waarvan wij getuigen zijn.
Afb. 1, 2
Maar vooreerst, wat is een steekkar? Ze bestaat uit een raam van zo’n 100 bij 40 cm, dat nagenoeg vertikaal op twee wieltjes staat. Onderaan is een schuin of min of meer horizontaal bordje, het laadvlak, bevestigd, dat op de grond rust (afb. 1)[[ Steekkar uit Grimbergen (Museum voor de Oudere Technieken, inv. nr V. 80.18).]]. Kenmerkend zijn niet de twee wieltjes, die ook op andere karretjes voorkomen (afb. 2) [[ Karretje uit Meise. Gebouwd om een lichte elektrische motor te verplaatsen voor een beerpomp, een koekenbreker, e.d. (Museum voor de Oudere Technieken inv. nr. B. 81.3). Zo’n motor werd ook vaak op een draagberrie bevestigd. Zie b.v. het eksemplaar van het Museum voor de Oudere Technieken (inv. nr. V. 81.11).]], maar wel het small laadvlak op de grond en het bijna overeind staande steunraam. Deze bouwwijze heeft immers verscheidene belangrijke voordelen. Vooreerst hoeft de arbeider de vracht niet te lichten. Hij duwt het laadvlak onder de zak b.v. en doet hem dan kantelen tegen het steunvalk. Daarom spreekt men van «steekkar», ook som van «schepper». Vervolgens dient de spierkracht bij het verrijden hoofdzakelijk om de steekkar in beweging te brengen. De vracht staat min of meer in evenwicht op de twee wieltjes en moet dus niet gedragen worden. Tenslotte is het geladen voertuig noch lang, noch breed, zodat het overal door kan. Gebruikt de sjouwer een kruiwagen, dan heft hij daarentegen elke zak, al is het maar enkele centimeter hoog. Om hem te verrijden, draagt hij bovendien een deel van het gewicht – het ander deel rust op het steunpunt van de hefboom, namelijk het wiel. Men ziet onmiddellijk in welke besparing het aanwenden van de steekkar betekent. Het zijn duizenden kilo’s per dag, waarvoor spierkracht overbodig is [[ Benoit, 1863: 2.869 merkt op « un ouvrier peut sans fatigue travailler sa pleine journée à des transports faits à l’aide de cet engin ». ]].