1987 – 10(2/3/4)

HET MIDDELEEUWSE WERELDBEELD : EEN COSMOLOGISCH PERSPECTIEF *

John D. NORTH
Rijksuniversiteit te Groningen
Secrétaire perpétuel de l’Académie Internationale d’Histoire des Sciences

Samenvatting

Hoewel er in de Middeleeuwen geen uniek wereldbeeld bestond, had de ontwikkelde klasse toch opmerkelijke uniforme opvattingen over kosmologie. Het geheel der kosmologische gegevens, dat de basis vormde van het onderwijs aan de fakulteiten der Artes, had invloed op bijna alle aspekten van het kulturele leven. De twee voornaamste bestanddelen ervan waren het stelsel van Aristoteles en dat van Ptolemaios.

Résumé

Il n’y avait certes pas au moyen âge une vision unique du monde, mais la classe éduquée avait des conceptions cosmologiques remarquablement uniformisées. L’ensemble des données cosmologiques qui formaient la base de l’enseignement à la Faculté des Lettres avait des répercussions dans presque tous les aspects de la culture. Les deux composantes essentielles en étaient les systèmes aristotélicien et ptolémaïque.

Abstract

Although there was no such thing as a unique world-picture in the Middle Ages, the cosmological outbook of the educated classes was remarkably uniform. There was a large cosmological composent in the basic curriculum of the Faculty of Arts, and this made itself felt in almost every aspect of culture. The lecture gives a broad outline of the two main components of medieval cosmological thinking, the Aristotelian and the Ptolemaic.

Mijn onderwerp vanmiddag is eenvoudig een mijn ambitie naif – met name het uitleggen van een middeleeuwse wereldbeeld van een cosmologisch pespectief. Als men over de cosmologische beschouwingswijze op het gebied van de natuurwetenschappen spreekt, komt men in de verleiding om de meest originele – en in die zin de belangrijkste – middeleeuwse ontwikkelingen in dat intellectueel gebied uit te leggen. Dat moet ik vermijden. Een wereldbeeld is een algemeen beeld – niet perse een alledaags iets, niet het eigendom van alle mensen, maar van een bepaalde gemeenschap. De gemeenschap voor wat betreft mijn voordracht van vandaag is die van de middeleeuwse universiteit, en ik zal, zo te zeggen, het wereldbeeld van de gemiddelde middeleeuwse student uitleggen. Het is beslist niet mijn bedoeling de middeleeuwse zaden van een latere revolutie in de wetenschap te bespreken, of de methoden van natuurwetenschappelijk onderzoek te verklaren – de methoden van het experiment, van proefneming en van mathematische formulering en analyse, om verschijnselen te controleren.

Het is vanzelfsprekend dat de denkwijzen van de middeleeuwse geleerde in Europa op de voorondestellingen van het christendom waren gebaseerd, maar die vooronderstellingen zijn met veel astronomische systemen bestaanbaar, en met het christendom had het heersende astronomische systeem volstrekt niets te maken. In brede zin is cosmologie het wijsgerige denken over de mens en zijn plaats in de wereld. In beperkte zin is het een soort plaatsbeschrijving, een geografie van het heelal. In die zin had Aristoteles in zijn De caelo (Perli ouranou) een krachtig en coherent beeld van het heelal gegeven, een heelal met onze aarde in het centrum en een reeks planetaire sferen rondom. Geen astronoom kon met zo’n grof beeld tevreden zijn. Astronomen hielden zich bezig met de bijzonderheden, de kleine details van het door Aristoteles uitgelegde cosmologisch beeld. Ik geef toe dat Aristoteles een compleet en in zijn tijd belangrijk astronomisch systeem had ontwikkeld, een systeem dat door hem met zijn natuurkundige theorieën volkomen was geïntegreerd; maar in de middeleeuwen was de sterrenkundige component van zijn werk al lang vergeten, en door de sterrenkunde van Ptolemaeus vervangen. Er bestond dus een algemeen geloof in de fysische cosmologie van Aristoteles, met de mens in het centrum, met de God en de engelen van het christendom aan de buitenkant, en met de sferen waarop de planeten daar tussen – en dat alles op een ingewikkelde ptolemaische manier aangedreven.

Binnenkort zal ik enkele details van dit beeld invullen. Voordat ik begin, moet ik de nadruk leggen op het feit dat zo’n wereldbeeld door bijna iedereen onderschreven werd. Men kan dat makkelijk vinden in illustraties in handschriften. Het werd zonder meer aangenomen in proza en poesie. Vele grote kerken vanaf de viertiende eeuw vertoonden een astronomisch uurwerk, met als wijzerplaat een beeld van de hemel door de net van een astrolaab gezien. Het beeld raakt cultuurgeschiedenis als geheel, en geen historicus zal daar totaal onbekend mee zijn.

* Conférence prononcée à la Rijksuniversiteit Gent le 23 octobre 1987 lors de la séance inaugurale du Troisième Cycle Histoire des Sciences et des Techniques – Derde Cyclus geschiedenis van de Wetenschappen en de Techniek.

Rechercher sur le site

Rechercher